Woensdag 14 oktober





We zijn terug in Alice Springs – wat eigenlijk niet de bedoeling was maar eigenlijk niet zo erg is. We zijn eerst naar de East MacDonnel ranges geweest, naar Trephina Gorge. De Gorge staat droog, dus je kunt de ganse rivierbedding afwandelen in de gorge, wat uiteraard behoorlijk indrukwekkend is. Ze hebben ook een wandeling aangelegd boven de gorge – een niet zo gemakkelijke wandeling, met veel klim en klauterwerk en soms behoorlijk beangstigend wanneer je naast je een diepte van 50 meter ziet. En terwijl je klimt en klautert over al deze rocks denk je plots: het zit hier vol met dodelijke schorpioenen en slangen en ja dan is het helemaal creepy. 's Avonds voor de eerste maal een kampvuurtje gemaakt en ik heb ervan genoten: dat is kamperen. De campgrounds in de NP in Northern territory zijn spotgoedkoop (1,5euro per persoon) en hiervoor krijg je naast een fantastische plaats midden inde natuur met een fenomenaal uitzicht ook nog een pit toilet (dus zo'n eentje met een diepe put in de grond – maar ruiken doen ze niet én er hangt steeds toiletpapier), een watertank met een beetje drinkwater in geval van nood, een firze pit waar e dus veilig je kampvuurtje kunt maken, pick nick tafel en gratis gasBBQ en gasvuurtje (kun je dit voorstellen?)
In Trephina gorge leren we het verschil tussen de native australian bee en de european honey bee, voor de honey bee heeft het ons behoorlijk lastig gemaakt. Terwijl wij in onze muskietententje zitten horen we constant gezoen van bijen – ik moet zeggen toch wel wat anders dan het gezoem van de verdomde australian flies. De bijen zoeken naar water, en dat heb ik pas echt gemerkt wanneer ik een handwasje doe en de was letterlijk door honderden bijen wordt aangevallen.
Om de bijen te ontvluchten maken we de volgende dag een wandeling. Deze wandeling wordt door de rangers omschreven als zeer zwaar en hun tijdsaanduiding geeft goed aan wat hiermee bedoeld wordt: de walk is 10km en vergt 6,5h wandelen – het terugkeren langs een 8km lange zware 4x4 road rekenen ze op een extra 1,5h. Jawadde, wij besluiten om de helft van de tocht te doen en dus terug te keren via dezelde baan. Het pad kronkelt zich naar boven, het noemt niet voor niets ridgetop trail en ligt vol losliggende stenen (dat belooft voor de terugweg). Na 2u klimmen komen we aan de lookout – het zicht is fenomenaal. Het lijkt alsof we op de top van de wereld zitten. Men heeft hierboven een tafeltje gezet met een visitorboek. In de 3 jaar dat dit boek hier ligt zijn we de tweede Belgen die hier staan.
's Middags komt er een caravan bij op de campground en de vrouw komt ons spontaan uitnodigen voor een babbeltje aan hun caravan. Over koetjes en kalfjes palaveren, maar dit is Australia nietwaar.
We keren daarna terug via Alice om te tanken en inkopen te doen en rijden meteen door naar de West Macdonnel ranges. Onze eerst stop is Stanley Chasm: een spectaculaire spleet in de rotsen waar op het middaguur de spleet helemaal is verlicht. De easy walk blijkt uiteindelijk ook nu weer klim en klauterwerk te worden, deze keer echter met teva-slippers aan. Ik heb meer dan eens de sterke hand van Nico nodig om overal op te geraken. Zot zijn doet geen zeer.
Daarna rijden we naar Ellery Creek, een waterhole waar je kunt in zwemmen. We zijn hier omringd door honderden kilometers woestijn, kun je je voorstellen wat de betekenis van zo'n permanent waterhole dan is? Het water blijft er permanent in staan omdat na de floodings het put hier zo diep is (meer dan 15 meter dieper dan de rest) in steen is (dus het water kan niet insijpelen) en de wanden van de gorge ermangs zo hoog zijn dat de zon er niet aan kan (dus niet kan verdampen). Het enige nadeel is dat het water ijskoud heeft. Jaarlijks sterven een aantal mensen in deze waterhole door de koude van het water. En dan is Belg zijn natuurlijk een voordeel wat het water in de zee bij ons is meestal ook ijskoud.
De aussies staan warempel te kijken wanneer Nico duikt in het water en meteen naar de overkant zwemt, niemand durft omwille van de koude in het midden zwemmen, Nico zwemt meteen over. Ik aan de andere kant treuzel zo 20 minuten, elke minuut gaat 3 cm meer onder het water tot ik uiteindelijk na 20 minuten het watr induikt met enige gekreun en gevloek erbij omdat het water echt wel koud is.
En zo verkennen we verschillende waterholes en gorges: de redbank gorge die prachtig is door zijn rode kleur en zijn afgelegen plaats waardoor bijna niemand deze bezoekt (je moet er wel 20 minuten klimmen en klauteren over stenen van soms wel een meter hoog), ormiston gorge die indrukwekkend is omwille van de grootsheid van de gorge.
We doen ook enkele hele mooie trails.
Na lang wikken en wegen besluiten we om de 185km dirt road naar Kings Canyon te doen, een tourgids vertelt in ons in detail waar de slechte stukken zijn en dus keren we terug naar Glen Helen resort om een permit te kopen die ons de toelating geeft om erover te rijden. En dan moeten we ook onze tank weer voltanken want met een volle tank kunnen 350-400km rijden. Wat blijkt er komt nog net 1,5 liter diesel uit en de tank is leeg. De dichtsbijzijnde tankstation is 265km aan de ene kant en 150 km aan de andere kant. Wanneer de nieuwe lading diesel toekomt is een vraagteken. Misschien binnen twee dagen. Dus zit er niets anders op dan terug te keren naar Alice en dus 400km extra te rijden richting Uluru en Kings Canyon.
En daar beginnen we morgen aan.