Vrijdag 5 februari






We zijn al een week aan het rondtoeren in NZ en qua views kan het al tellen. Al moet ik zeggen dat ik zeker al twintig keer tegen Nico gezegd heb dat we waarschijnlijk in Canada zijn, en telkens moet hij lachen en zegt hij “neen jootje we zijn in Nieuw Zeeland”. Het blijft mij fascineren hoe een land dat zo dicht bij Australia ligt zo weinig van zijn dichtste buur heeft. Plots ontdekken we de beestjes die we maar al te goed kennen: hé een merel, een mus. Het beestje die hier iedereen tot zijn grote ergernis het best kent zijn de “blackflies” of de dracula's van de westcoast. In de volksmond noemt men ze sandflies maar eigenlijk zijn het dus blackflies. Ze zijn minivliegjes (een beetje te vergelijken met dondervliegjes) en ze vliegen met duizenden rond je (vooral bij zonsopgang en ondergang) en ze komen dus vooral langs de westkust van het zuidereiland voor. Hun bijnaam”dracula” hebben ze omdat ze bijten. Overal zie je mensen spuiten met insect repellent al geloof ik niet dat het veel helpt. De grootste merde is dat ze zelfs door vliegenhorren kruipen omdat ze zo klein en venijnig zijn.
De westkunst is nog voor iets anders gekend: de regen. Jaarlijks valt er hier 5 tot 7 METER regen! Dat is tussen 5000 mm 7500 mm en om eventjes alles in perspectief te plaatsen aan de oostkant van het zuidereiland valt jaarlijks amper 390mm regen. Maar hebben wij nu toch geen ongelooflijke chance want reeds 7 dagen hebben wij staalblauwe hemel en temperaturen tussen de 25 en 30 graden. De kiwi's spreken hier al van een droogte (ik durf dat niet zeggen in Australia, ze lachen zich een breuk). Die staalblauwe hemel is prachtig, vooral wanneer we de glaciers bezochten. De bergen zijn gewoon fenomenaal mooi en de besneeuwde toppen blinken in de zon. Nieuw Zeeland is hét land bij uitstek wanneer je indrukwekkend natuur wilt zien en ze komen pas echt tot hun recht wanneer de zon volop schijnt. De vergezichten kun je nooit op foto vastleggen maar ik denk dat de foto's toch wel een beetje vertellen hoe mooi het hier is.
We rijden van lake naar lake (het leuke is dat de afstanden hier zo klein zijn, we rijden per dag amper 140km) en kamperen in een campground van Department of conservation. Je betaalt 6$ per persoon (3euro) via een zelfregistratie systeem. De campgrounds zijn absoluut niet zo verzorgd als in Australia (wat blinken ze daar toch echt in uit!) en terug vergelijk ik het met canada. Ze zijn klein, vaak liggen ze naast de highway waardoor ze zeer makkelijk bereikbaar zijn maar gelukkig is het verkeer niet zo druk. Het enige verkeer op highway 6 zijn campers. Je kunt echt niet geloven hoeveel huurcampers er hier rondrijden.
We hebben al enkele mooie en enkele heel lastige wandelingen gemaakt (of zoals ze het hier zeggen: tramping). De mooiste maar ook de lastigste was een 5h wandeling naar een uitkijk halfweg de Franz Josef glacier. Na meer dan twee uur klimmen op handen en voeten, waarbij het pad door lanslides verschillende keren was weggespoeld en de trappen soms een halve meter hoog, en liters zweet bereik je eindelijk een uitzicht op de gletsjer. De meesten nemen een helicoptervlucht en dat moet onwaarschijnlijk mooi zijn, maar wanneer je na twee uur zwoegen en zweten eindelijk de glacier ziet dan is het genot zo onwaarschijnlijk. Ik was echt de uitputting nabij en de laatste meters klimmen werden vergezeld met een gezucht en gekreun en dan plots sta je daar boven op een uitkijkpunt en zie je onder je (al moest ik wel klimmen op de picknicktafel) fenomenaal. De klim naar beneden was misschien nog wel lastiger: mijn knieën deden op een bepaald moment zoveel pijn en zonder Nico zijn hulp op bepaalde momenten was het huilen waarschijnlijk naderbij dan het lachen. Het heeft natuurlijk ook veel te maken met mijn angst bij het afdalen, ik verlies waarschijnlijk tonnen energie omdat ik verkrampt afdaal. Op een bepaald moment hadden ze langs een klif een houten trap aangelegd. Je daalt dus zwevend boven de klif af en ziet onder je een afgrond van een paar honderd meter. Ik heb bijna mijn lip doorgebeten alleen al om die stomme trap naar beneden te wandelen. En dat is puur psychologisch want met je verstand weet je dat je volstrekt veilig bent. Ze zijn hier trouwens zot van swingbridge (hangbruggen). Als je er alleen oploopt, stap je mee met de kadans van de brug maar als je met verschillende op zo'n brug wandelt weet je meteen waarom ze het een swingbridge noemen: de brug swingt van links naar rechts en je loopt erover alsof je een dronkaard bent en dan zie een wilde rivier onder je heen stromen en hoop je dat de brug goed geconstrueerd is wat ze natuurlijk steeds is.
De glaciers zijn zo indrukwekkend hier omdat ze bijna in de zee uitkomen. Je staat op het strand en je kijkt naar de besneeuwde toppen: surreëel.
Nico is zonet terug van een wandeling. Hij is naar de top van de heuvel achter de campground gewandeld, 1,5 km steil bergop zonder stoppen (ja dat kan hij omdat hij mij niet hoeft mee te trekken). De foto's van wat hij bovenop de berg ziet zijn gewoonweg prachtig. Nadien gaan we zwemmen in het ijskoude meer (348m diep!) en nadien wrijven we ons in met amendelolie met veel citronella (voor de blackflies en mozzies uiteraard)
Morgen rijden we naar Queenstown, waar iedereen zeer enthousiast over is. Waar we na 4 dagen eindelijk terug een grootwarenhuis zullen vinden. Best want we zitten doorheen onze voorraad.