Donderdag 17 juni






Doordat we maar 90 dagen in de Verenigde Staten mogen blijven, zijn we verplicht om een paar dagen in Auckland te blijven. Behalve een goedkoop hotelletje, lekkere restaurantjes en veel regen heeft Auckland niet veel te bieden. Het enige hoogtepunt was het Museum van Auckland die op een boeiende manier verteld over de geschiedenis van Nieuw Zeeland, maar na Te papa is ook dit museum een mager beestje.
De vlucht naar LA verkiep ongelooflijk vlot, alhoewel het 12u vliegen was, was het vlug over. We zijn al een paar keer in LA geweest en het is ongelooflijk hoe vlug je zelfs in zo'n grootstad terug je weg vindt. We hebben al een paar keer in All Adventurers Suites verbleven. Voor 50 dollar heb je een twee kamer suites, ontbijt, champagne, snacks, koffie, verse koekjes, internet en een beveiligde parking. Perfect voor onze eerste nacht. Daarna met de huurauto naar Santa Barbara. Ook hier zijn we al geweest maar Nico herinnert er zich niets van. Hoe kun je nu de Spaanse huizen met rode dakjes vergeten, we zijn zelfs naar een museum geweest en mexicaans gegeten. Dus hoop ik dat we al wandelend door Santa Barbara Nico alles terug zal herinneren. Ik toon hem zelfs de winkels waar we binnen geweest zijn, maar het mag niet baten, hij herinnert nog steeds niet van Santa Barbara.
Onze eerste stop is Morro Bay, toevallig uitgekozen en het is ons goed bevallen. Er is een gratis festival en de sfeer was best leuk. Een lokale drummersschooltje toont hun kunnen door op emmers en tonnen te slaan en een beetje later geeft een bluesgroep het best van zichzelf, terwijl mensen staan de dansen. 's Avonds gaan we naar een lokaal eetkraam “Taco Temple” en als we daar toekomen staan mensen buiten in lijn te wachten om te kunnen eten. Wij dus ook aanschuiven. Nico bestelt een zalm tortilla. Ik weet niet hoe hij het opgekregen heeft maar het was een reuzenportie: 3 stukken zalm en hopen verse groentjes en rijst. Mijn dubbele taco was iets meer normale portie.
Van Morro Bay rijden we naar montery. Onderweg stoppen we bij de zeeolifanten – wat zijn die beesten huge! De eekhoorntjes zijn hier zo gewoon aan toeristen dat je ze bijna overeind rijdt omdat ze gewoon blijven ziiten. In Los Padres forest maken we een kleine steile wandeling – de view gewoon schitterend. In Monterey doe ik de was en eten we de meest wansmakelijke burgers van Wendy.
In San Francisco worden we opgewacht door Alan (Pam zit in Griekenland voor een schilderscursus) en meteen trakteert hij ons op de beste mexicaan in San Francisco en maken we een sightseeings ritje. (nadat de huurwagenfirma ons probeerde te bedotten – gelukkig kijk ik steeds mijn kasticket na)
We vertrekken de volgende dag met de camper. Na een uurtje stellen we vast dat de batterij niet oplaadt. Ons gps is wat out of date en alle firma's die we intikken blijken gewoon niet meer te bestaan. Dan maar de old-fashioned way: uitstappen en vragen aan een local. Een groot RV centrum vindt vlug het probleem: slechte connectie met electrisch circuit – nieuwe fitting erin alles loopt weer gesmeerd. We rijden naar een meer en meteen zitten we in het westen: grote canyons omringen onze camper. 's Nachts kan ik bijna niet slapen van de oorpijn waardoor ik 's morgens naar het ziekenhuis ga. Terwijl ik 2h wacht, neemt de pijn alleen maar toe. De dokter wil persé nog wat toeristische info geven, hij print zelfs een plannetje afdrukken en roept mij in dokters heiligdom om te kijken naar foto's, alleen heb ik zoveel pijn dat alles maar half tot mij doordringt. Zelfs de 375 dollar stoort mij niet omdat ht enige wat ik wil is een pijnstiller. Nu weet ik dat je kunt janken van de pijn. Enfin pijnstillers kunnen gelukkig hier soelaas brengen.
We besluiten om dat speciaal plaatsje van de dokter toch op te zoeken. Het is een riviertje die door een grot stroomt en waar je onderdoor kunt zwemmen, met boven je druiprotsen, stalagtieten. Een bijzondere ervaring volgens Nico. Daarna rijden we naar Yosemite, de beklimming brengt weer onwaarschijnlijke pijn in mijn oren! We vinden ons campingplaatsje (alle campingplaatsen zijn voor maanden uitverkocht, gelukkig hebben we op 3 verschillende campings in het NP een plaatsje op de kop kunnen tikken).
Vanaf je Yosemite binnenrijdt overvalt je de mooie natuur, de schitterende vergezichten. Blijkbaar is er deze winter extreem veel sneeuw gevallen. De eerste warme dagen zijn voorbij en dit heeft Yosemitez omgetoverd in een natuurpark vol grootse indrukwekkende watervallen. Overal zie je en steeds weer maken ze indruk op je. We rijden naar ons kampeerplaatsje en lezen de instructies over bear safe food storage. Wij mogen het eten in de camper laten zitten, zoland het in kasten of in de frigo zit. Maar we mogen niets op tafel laten staan. Beren ruiken niet alleen zeer goed, ze herkennen in een wagen frigoboxen, zelfs eten in blikjes of toiletgerief die ruikt ontsnapt niet aan hen. Foto's tonen hoe beren de ruiten uit auto met hun klauwen openbreken en de auto compleet vernielen op zoek naar eten.
Nico beklimt de spectaculaire halve dome de volgende dag, terwijl ik op mijn tempo met veel pijnstillers wandel naar Vernall Falls. Er is gigantisch veel volk in het park. De trail lijkt eerder op een autostrade van volk. Zelfs op de lange steile wandeling zijn er volgens Nico te veel wandelaars waardoor je jezelf al zigzaggend door het volk moet bewegen. Men noemt deze track niet zonder reden: Misty track. Je wandelt langs de waterval en deze komt met zo'n kracht naar beneden dat het water meters ver opspuit, en waardoor gans het wandelpad volledig in de mist van de waterval kronkelt. Gevolg: kletsnat wanneer je boven bent.
Op onze avondwandeling naar Mirrow Lake horen plots een geluid, we draaien ons om en zien een beer uit het struikgewas komen en hij rolt zich in het water waar hij even blijft liggen. We staan op zo'n 15 meter van de beer. Daarna schudt hij zijn pels uit en wandelt weer de bush in. Dit is onze eerste wilde beer!
's Nachts heb ik bijzonder veel pijn en plots hoor ik niet meer, dus de volgende dag naar het ziekenhuis in Yosemite Village. Daar stellen ze vast dat mijn ontsteking inderdaad zeer ernstig is maar dat ik eerst mijn antobiotica moet uitnemen en het best naar lagere hoogte verhuis zodat de pijn misschien minder erg wordt.
Nico beklimt nog de Upper yosemite falls terwijl ik in bed blijf liggen. Via de grote sequoia's in Mariposa Grove (bomen de grootte van 19 verdiepingen hoog flatgebouw) rijden we naart Fresno in de vallei. We zouden normaal gezien de Tiago pas in Yosemite en Kings Canyon doen, maar gezien deze allemaal op 8000 ft liggen besluiten we om in de vallei te blijven.
Via Fresno rijden we naar Calico, een spookstadje in de woestijn. Er ligt een mooie campground juist ernaast en het is gewoon schitterend om middenin de woenstijn te staan – het blijft verwonderlijk hoe mooi een woestijn eigelijk is.
Gezien ik nog steeds bijna niets hoor, rijden we de volgende dag naar Las Vegas (we zijn al 2 keer in Las Vegas geweest en geloof mij dat is genoeg – maar gezien er hier een groot ziekenhuis is – stoppen we hier). De enige RV-campground in het centrum ligt achter Circus Circus Casino. De prijs voor deze parking (want meer is het niet) is volgens ons buiten proportie. De douches werken niet treffelijk en wanneer we de verzekering via skype willen opbellen blijkt dat de wifi maar half werkt. In het ziekenhuis moet ik eerst langs 4 verschillende verplegers gaan, die elk iets anders inventariseren. Het is werkelijk te gek voor woorden. Iedere keer moet ik wachten tot zijn mijn naam afroepen maar gezien ik bijna niet hoor en geen amerikaan mijn naam treffelijk kan uitspreken is het een heel avontuur om iedere keer de juiste verpleger te hebben. Uiteindelijk mag ik ER binnen, maar ik moet nog eerst 1500 dollar borg betalen, na wat praten is blijkbaar ook 1000 dollar voldoende. Na nog een eer wachten komt een 75-jarige bijziende dokter mij halen. Hij houdt het medisch dossier op 2cm van zijn ogen – en ik denk in paniek oei moet hij in mijn oren kijken hoe zal hij iets zien. Maar hij ziet toch wel genoeg want hij ziet de zwelling in mijn oor – ik krijg andere antibiotica en een afspraak bij de specialist.
's Avonds wandelen we nog een langs de strip maar vonden weinig inspiratie in de kitsch en glitter.
De volgende dag rijden we naar Valley of Fire State Park, een klein park op 60 mijl van Las Vegas. Het is bijzonder mooi. Plots zie je overal knalrode bergjes – alsof de natuur in brand staat. De camping is ingebed in deze rode vuurzee van rotsen. Prachtig om hier te staan. Het is bijzonder warm want de temperatuur in de schaduw is 38gr. Toch beslissen we om een paar wandelingen te doen en ze zijn meer dan de moeite waard. Op verschillende rotsen zijn petrogliefen aangemaakt. Blijkbaar was er hier ooit miljoenen jaren geleden de zee, vandaar de mooie vormen van de rotsen.
De volgende dag rijden we terug naar Las Vegas. In het ziekenhuis blijkt dat de ER-dokter mij het verkeerde adres gegeven heeft en dat Dr O-Lee aan de gans andere kant van de stad zit. Nog net op tijd geraken we er. Weer moet 15blz informatie invullen. De dokter stelt vast dat heel veel vochtafscheiding in mijn middenoor zit en dat deze eruit kan door steroiden te nemen. Eindelijk word ik een manwijf! Volgens hem zal ik honger hebben en “moody” zijn – allez dat beloofd. Hij leert ook hoe ik mijn neus moet wassen door een zoutwateroplossing door mijn neus spuiten. Een mens leert steeds weer bij, nietwaar.
's Middags kunnen we weer verder rijden, terug dezelfde 60 mijl die we deze morgen gereden en dan verder richting Utah, waar we overnachten in Sand Hollow State park. De wind blaast fiers, waardoor zelfs onze 4 ton camper weg en weer wiegt.
En nu zijn in Piper Springs National Monument, een mormoons fort uit de 19e eeuw waar de pioniers een frote boerderij hadden. Een begeleide toer heeft ons veel geleerd en het was bijzonder boeiend om alles te horen.
Et voila we zijn op weg naar de North Rim van de Grand canyon maar daar later meer over!

Zondag 30 mei




Na de whitsundays rijden we eerst naar een klein kampeerplaatsje aan zee voor wat rust en ontspanning. Nico en mijn mama maken een strandwandeling en vinden grote mooie schelpen en kleine schelpjes waar telkens een blad op staat – het lijkt fossielachtig maar gezien alle schelpjes het hebben zal het zeker geen fossiel zijn maar het is wel mooi. 's Avond koken we op de BBQ en een local komt een praatje maken. We leren dat alhoewel er nog steeds een bord staat dat we 18$ moeten betalen, de council al in 5 maanden geen geld meer komt ophalen. Dus hier staan op een rustig moii kampeerplaatsje en het blijkt dan nog gratis te zijn ook. We rijden door tot in Calliope waar we het lokale bokrijk van Australia bezoeken. De oude terminal de luchthaven is hilarisch, vooral omdat de geschiedenis hier 30, 40, 50 jaar oud is. In het oude schooltje vinden we regels waaraan leerkrachten moeten voldoen gewoon het einde. Mannelijke ongetrouwde leerkrachten mogen ofwel 1 avond per week op versiertoer of 2 avonden per week naar de kerk. Ja de keuze is snel gemaakt hé. De laatste regel was echt de beste. Mannelijke leerkrachten die naar het zwembad of naar de barbier gaan om zich te laten scheren maken een grove beroepsfout en is dus reden tot ontslag met onmiddellijke ingang. Ik heb er al mijn hoofd over gebroken waarom het zich laten scheren bij een barbier gezien wordt als onzedelijk gedrag, tenzij alle barbier blonde meisjes zijn met grote joekels natuurlijk ...
Wanneer we wegrijden uit Calliope regent het pijpenstelen. Vanuit Calliope rijden we naar Tin Can Bay om er hopenlijk de dolfijn weer te zien. Maar na 2 uur wachten blijkt dat er vandaag helemaal geen dolfijnen komen. Volgens de insiders zeer ongewoon maar soms gebeurt het. Ik hoop alleen dat Mystique niet voor 3e keer door een haai is aangevallen ... dus ja zonder dolfijnen rijden we door naar Rainbow Beach. Hoge duinen omringen de baai en de de duinen zijn allemaal in verschillende kleurlagen waardoor het een beetje weg heeft van een regenboog. Nico ziet een berg (hoge duin) en wil deze natuurlijk .... beklimmen. En ja ik volg hem natuurlijk iets laten. Maar wat steil en hoog is deze duin. Dune du Pilat in Frankrijk verdwijnt in het niets. Boven op de duin is het uitzicht bijzonder mooi en daarna volgt een heerlijke afdaling door het zachte zand. 's Avonds gaan Nico en ik kijken naar “State of Origin” de belangrijkste rugby union of league (ben alweer vergeten wat het was) wedstrijd in Queenslannd en NSW. Alle spelers die van oorsprong queenslander zijn spelen voor queensland en verdedigen de eer van queensland. Ook nu zit iedereen door elkaar (supporters van NSW en supporters van Queensland) hun ploeg aan te moedigen. Er wordt geroepen, gejuichd. Het is een bikkelharde sport (volgens mij de hardste van de wereld) waarin het de grootste kunst is om te rammen tegen elkaar ze noemen het een tackle maar het is gewoon rammen). Na 5 tackles moeten ze sjotten op de bal en deze tussen de twee palen krijgen. Enfin we hebben hard gesupporterd voor de maroons (queenslanders) en ze hebben gewonnen.
De volgende dag rijden we met een 4WD truck naar Fraser Island. We zijn nog maar net het strand op aan het rijden en honderden blikjes liggen op het strand. De gids begrijpt niet hoe ze er komen tez liggen maar na 1 minuut is het duidelijk – een beetje verder in de zee ligt een jeep te dobberen en verder op het strand staat iemand met heel wat bagage. Ja vastgereden en met het tij die opkwam is de wagen volledig door de zee ingenomen. Het waren dus de blikjes bier van deze toerist die de vernieling zijn ingegaan enhet waren veeeeeeel blikjes bier. Misschien niet te verwonderen dat hij zich heeft vastgereden. Maar zo gebeuren er dagelijks ongevallen op Fraser. De inlandroute is volgens de gids de manier om je wagen om zeep te helpen, zolang je op het strand kunt rijden is het fijn maar het binnenland is vragen om problemen. En dat merken we wanneer we naar Central station en Mac Kenzie Lakes. Nu weten we waarom je ook als passagier driepunt gordel moet dragen. We vliegen van links naar rechts, op en neer en ondertussen blijft de gids rijden en uitleg geven. OK hij doet het elke dag maar toch dit is waanzin. Nico is gelukkig dat hij dit niet met de camper van paul en Irene heeft gedaan. Oef dat was een goede beslissing. Lake Mac Kenzie is een azuurblauw meer die alleen maar regenwater krijgt en dus geen enkele andere bron heeft van water. Men denkt erover om toeristen te verbieden om te zwemmen in dit meer omdat telkens ze uit het water komen nemen ze 250ml water met zich mee. Maar wij hebben dus kunnen zwemmen in dit prachtig meer met bijzonder zacht water. Het water uit dit meer sijpelt in de grond en 100 jaar later stroomt het via één van de vele creeks terug de zee in. Fascinerend hé. 's middags rijden we naar de Pinnacles (zandgekleurde duinen), een gestrande boot met een heel verhaal maar die nu het meest gefotografeerde stuk oud ijzer van de wereld is en we eindigen bij Eli Creek waar de wadend door het water een stukje het regenwoud intrekken. We zien op de terugweg op het strand een paar dingo's – ook dat blijven fascinerende beestjes.
Waanneer we de volgende dag vertrekken richting Maroochydore, zien we langs de weg een wild paard doodliggen, aangereden door een auto. Het wordt grijzer en grijzer en begint te regenen. Het blijft regenen tot we in Noosa Heads toekomen. Tijd voor een korte strandwandeling en een restaurantbezoekje. Ik krijg de verkeerde burger en prompt rekent men het aan de halve prijs. En het was een echt lekkere diegene die ze mij verkeerd gegeven hebben, dus dubbel plezier. Van Noosa rijden naar Maroochy waar we alledrie onze bagage maken. De volgende dag huurauto oppikken en weg zijn we naar Brisbane. Ik heb een barstende hoofdpijn en kruip in mijn bed terwijl Nico en mama Brisbane vertrekken. 'S avonds ben ik terug ok en gaan we eten bij een heerlijke spotgoedkope vietnamees. Onze laatste avond zit erop. America here we come!

Zondag 23 mei







Tijd om mijn mama op te pikken in Cairns. De zon schijnt fel en de eerste dag blijven we rustig op een camping om wat te bekomen. De volgende dag schijnt de zon nog uitbundiger wanneer we naar verschillende watervallen gaan kijken. We stoppen aan Murray Falls NP om te overnachten omdat we weten dat we hier een kampvuurtje kunnen maken. Slechts drie kampeerders in een eindeloos groot NP. 's Morgens kijkt Nico als zot wanneer blijkt dat zijn sandalen verdwenen zijn. We kijken onder, in, boven de camper maar geen teva's meer de te vinden. We kunnen bijna niet geloven dat iemand ze gepiekt heeft. Wanneer de ranger langskomt vertellen we dit grappig verhaal, maar ook hij kan bijna niet geloven dat iemand gewoon schoenen komt pikken. Wanneer we even later met een andere kampeerder praten, legt hij ons uit dat misschien een vos wel de schoenen gepikt heeft, zeker wanneer ze zeer smelly zijn vinden ze het heerlijk om hier op te knabbelen. Et voila als iemand in Australia een vos ziet rondlopen met twee teva sandalen maat 45 -het zijn Nico's schoenen. Gezien Nico maar twee paar schoenen heeft, kan hij niet anders dan met zijn bergbottines te rijden en te stappen. In Townsville vinden we gelukkig een paar teenslippers – Alhoewel hij plechtig belooft had om nooit of te nimmer teenslippers aan te doen omdat zijn grote teen ervan zou scheuren, loopt hij dus rond met teenslippers. Dank u mijnheer de vos!
Na Townsville lopen we nog maar een Bruce en Jenni tegen het lijf (en het regent niet!) en nemen we nu echt wel afscheid van hen.
Daarna gaan we naar Billabong Sanctuary, een plaatselijke zoo waar je wel heel dicht bij de lokale beestjes kunt komen. De kangeroos komen eten uit je handen, je koala's maj je knuffelen en zelfs in je armen houden. De krokodillen worden gevoederd maar na Australia zoo verbleekt elke zoo toch wel een beetje. Maar het was wel leuk om kangeroos uit je hand te laten eten.
Via Bowen komen we in Airlie Beach, klaar voor onze zeiltocht langs de Whitsundays (je weet wel het eiland waar je “de beste job van de wereld” kon krijgen. (ondertussen gehoord dat de kerel die de job gehad heeft, gestoken is geweest door een stinger maar het heeft overleefd)
We varen met een wedstrijd zeilboot (heeft 3 keer Sydney-Hobart tocht gedaan en vierde geworden), dwz 12 passagiers en 2 bemanningsleden. De Iceberg hangt helemaal overstag wanneer de wind in de zeilen komt, best een ervaring wanneer je geen zeiler bent. Het is fascinerend om de kapitein bezig te zien hoe hij de boot bestuurt en de zeilen constant moet bijsturen. Doordat het een wedstrijdboot is, staat de kapitein gewoon achteraan het schip en moeten passagiers samen met de andere bemanning (slechts 1) de zeilen opspannen, wegsteken. We moeten leren waar moeten zitten wanneer de boot helemaal schuin gaat liggen door te wind. Best spectaculair.
Hij moet zijn route ook constant aanpassen op basis van de wind, helemaal iets anders dan uren zit.ten op een boot waar je constant het gedram hoort van de motor en de geur van petrol in je neus zit. We stoppen verschillende keren om te snorkelen. Ze hebben hier een maand geleden een grote cycloon gehad en het water is sindsdien troebel. De zichtbaarheid is beparkt, wat een groot verschil met de vorige keer en Lady Mushgrave. Toch blijven we verwonderd kijken naar het koraal en de kleuren. 's Avonds wiegt de boot constant heen en weer maar dat is gewoon heerlijk.
De volgende dag varen we tot aan Hill Inlet waar we je vanop een uitkijktoren de prachtige stranden ziet. De witte zandbanken die zich doorheen de blauwe zee een weg banen. Je hoort steeds weer wanneer de volgende persoon op het uitkijkpunt komt zeggen: “het is zoals op een postkaartje”. Daarna varen we naar Whitehaven Beach een strand die gekend is door zijn wit zand. Maar net dan komen de donkere grijze wolken opzetten en verliest het witte strand veel van zijn charmes. Nog een laatste keer snorkelen en terug zeilen naar Airlie Beach. Grappig hoe de kapitein commentaar geeft op de andere zeilboten: “kijk hoe zijn main sail aan het wapperen is” of “Oh die vaart nog met zijn motor aan”
Na twee dagen zitten op een harde bank doet onze kont een beetje pijn, maar dat hebben we er graag voor over om al dit prachtigs te zien.
Nog een weekje Australia en we nemen dan voor een lange tijd afscheid van ons geliefd Australia.

Zaterdag 15 mei






Zaterdag 15 mei
Ondertussen reizen we tijdelijk weer met 3, zijn we al weer ver weg van Cairns, hebben we een zeiltocht ondernomen en ben ik bekomen van meer dan 100 zandvliegen.
De regen bleef maar aanhouden dus zijn we terug naar het Noorden getrokken richting Townsville en wonder boven wonder de zon schijnt. Dus laten we de zonnebatterijen opladen (letterlijk en figuurlijk). 4S avonds kruip ik in mijn bed en sta ik vol met rode puntjes, ik denk dat ik een allergie heb. Het juikt niet dus maak ik mij geen zorgen. Tot ik midden in de nacht gigantische jeuk krijg en bijna zot kom. 's Morgens zie ik dat ik vol sta met beten: jawel de zandvliegen hebben zich tegoed gedaan aan mij. Nico heeft geen enkele beet. Ik begin ze te tellen en stop wanneer ik aan 100 kom. We rijden een paar kilometer met onze fiets naar een lokaal winkeltje en de baas vertelt mij dat ik absoluut niet mag krabben want dat het anders een “tropical ulcer” zal worden – de gedachte alleen al. Hij geeft mij een spray maar niets houdt de jeuk tegen. Hij raadt ons aan om naar een andere camping te gaan waar er geen sandflies zitten want gegarandeerd zullen ze zich vannacht weer volvreten met mijn bloed. De sandflies zijn zo klein dat je ze niet ziet en je voelt niet dat ze bijten het jeuken start pas een paar uur later en blijkbaar reageren bepaalde mensen bijzonder allergisch op de beten en hoe zou het nu komen dat dit bij mij net zo is. Na een paar uur zijn de beten gigantische bulten en jeuken!!! Gelukkig is op de andere camperplaats een creek waar je kunt zwemmen: het ijskoude water werkt als een balsam op mijn huid. 's nachts besluit ik om veel wijn te drinken en een pijnstiller te nemen in de hoop dat ik dermate groggy wordt dat ik in een diepe roes val en de jeuk niet meer zal voelen. Ze noemen dit medisch verantwoord drinken. Ik plak zelfs mijn vinders af zodat ik de beter niet kan openkrabben. En zo duurt het een week. Ondertussen weet ik wat wel en niet helpt en op één staat een icepack.
We zijn ondertussen 20 dagen verder en de beten jeuken niet meer maar nog steeds grote rode plekken sieren mijn benen en armen.
Met de heerlijke zon besluiten we om naar een paar watervallen te gaan, wetende dat het ijskoude water goed is voor mijn beten. De waterholes zijn fantastisch. We rijden met de fiets naar little bright angel creek – slechts 15 km maar wel met een klim van 7km. Nico sterft een paar keer op de klim: het is warm en de hitte die uit de asfalt op zijn gezicht straalt put hem uit. Maar de beloning wanneer we boven komen is duizend keer meer waard. De ene waterval na de andere waar je telkens in de waterhole eronder kunt zwemmen. Niet veel volk want aussies houden niet van dit ijskoud weer maar wij binden het heerlijk en zeker na zo'n beklimming. Bij de campground is er nog een andere waterhole: rockslides. Nu weten we waarom ze dit zo noemen. Het is zijn eigenlijk grote water glijbanen maar in een natuurlijke omgeving.
Nu het weer beter is rijden we via de Babinda boulders naar Cairns. Maar hoe meer we Cairns naderen hoe meer de zwarte wolken weer de lucht kleuren. We rijden dan maar weer verder. In Palm Cove staan we op een lokale camping knal aan zee. Maar de camping is uitermate verwaarloosd. Op 19 mei riden ze er met een bulldozer in om het up te graden- dit verklaart alles. We wandelen langs het strand en ik drink er mijn top 1 cappucino in Australia. En geloof mij ik heb hier in Australia heeeeeel veel cappucino's gedronken. De volgende dag rijden we naar Cape Tribulation, volgens de Lonely planet een must see. Je kunt er enkel met een ferry geraken en op gans het schiereiland is er geen electriciteit. Het regenwoud komt er tot aan het strand en er leven behoorlijk wat cassowaries (grote vogels zoals emu maar zwart met een felblauwe kop en rode kwabben). We fietsen naar een stadje en plots wandelt voor ons een cassowary: indrukwekkend. De typische eindeloze stranden verliezen veel van hun charme omdat je er niet kunt zwemmen (crocs en stingers) ook wandelen is door de lange wet season niet mogelijk. Dus fietsen we het schiereiland af.
We rijden via Atherton Tablelands terug naar Cairns. We bezoeken nog wat watervallen en een grote fig tree die zodanig veel wortels heeft dat het op een gordijn valt. Historisch zijn de tablelands de moeite waard omdat hier tijdens de tweede wereldoorlog heel wat lergereenheden gestationeerd warenn maar veel van de periode blijft niet meer over, behalve de typische australische “historical marker”

Zondag 2 mei



Zondag 2 mei
Wij besluiten om naar Cairns te rijden via de inlandse route. De zon schijnt en we rijden zo'n 350 km per dag. Het doet deugd om terug in de outback te zijn. Uren rijden terwijl we geen auto of stadje tegenkomen, alleen een emu of kangeroe langs de weg. Wanneer we op maandag in Emerald zijn, blijkt dat alles gesloten is (feestdag) – lap de volgende grote winkel is binnen 500km. Gelukkig hebben we genoeg voorraad. Twee dagen later zijn we in Charter Towers (500km verder) en genieten we van de inkopen in Woolworths. We rijden naar een vrije kampeerplaats in de buurt en 's avonds aan een kampvuurtje genieten we van de outback.
De volgende ochtend ziet het er maar grijs uit – de weg wordt er niet beter op: slechts één rijvak en grote borden die ons wijzen op de 53 meter lange roadtrains die voorrang hebben. Het begint de regenen en het rode zand waar we met de Winnebago in moeten duiken als we een roadtrain zien verandert in een rode modderpoel – de winnebago ziet er na 200 km uit alsof we off road gereden hebben. We rijden richting tropische Tablelands, de grijze wolken blijven komen met af en toe een sprietje blauwe lucht. De tablelands betekenen regenwoud en watervallen. In de winkel horen we dat het al 4 weken aan het regenen is en het ziet er niet uit dat het zal stoppen. We leren dat alles te maken heeft met de “Easterlies” dat is de wind die nog steeds vanuit het oosten komt en zeer veel vocht meedraagt – als het hier in het tropische noordoosten komt zit er zoveel regen in en botst het tegen de tablelands waardoor regen, regen en regen valt. De wet season is normaal gezien over, maar zolang als de wind uit het oosten komt en niet uit het noorden blijft de regen komen. En de komende week is het nog steeds “easterlies” dus blijft het regenen.
Wanneer we een wandeling in het regenwoud maken, merken we het verschil met onze vorige wandelingen. Het is gigantisch vochtig en wanneer we terug in de camper zitten blijkt plots dat onze benen vol zitten met bloedzuigers – welkom in de wet tropics! Ik ben bijna hysterisch wanneer ik al die bloedzuigers langs mijn broek en langs mijn schoenen zie kruipen en dus probeer ik ze zo vlug mogelijk met een tissue te pakken en gooi ze zo snel mogelijk weg. Nico lacht zich een breuk. Nadien heb ik wel dertig keer aan Nico gevraagd of er zeker geen meer in mijn schoenen zaten en heb ik het tapijt zeer enthousiast met insecticide bespoten.
De volgende dag maken we een watervaltochtje in de Misty mountains. We weten meteen waarom ze dit Misy mountains noemen, we rijden letterlijk in de mist en de mist valt uit. De watervallen zijn uiteraard mooi maar toch jammer dat we deze moeten zien in de regen. Een ander groot probleem met regen is dat dit ongelooflijk werkt op mijn humeur. Zolang ik blauwe lucht zie, valt het wel mee maar wanneer alles grijs en donker is, word ik zelf ook zeer donker. We zien een klein strookje blauwe lucht aan de kust en daar rijden we naar toe. Een prachtige camping aan de zee en een tropische omgeving. Voor ons is een 20 meter lange net gespannen – de enige plaats waar je veilig kunt zwemmen. De zee hier is gevaarlijk omdat er salties zitten (grote agressieve krokodillen – jawel diegene van Australia zoo) en kleine kwalletjes die gekend staan als “deadliest creature on earth” slechts 20 minuten en je bent dood. Deze netten zouden beide moeten tegenhouden – alhoewel de kwallen zo klein zijn dat ze zelfs door deze netten kunnen zwemmen.
Het weer blijkt de grootste spelbreker te zijn. Het blijft grijs met af en toe een vlaag – 's nacht regent het bijna constant. Na twee dagen hebben we het wel gehad – het weerbericht blijft de komende dagen hetzelfde weer dus rijden we terug naar het Zuiden in de hoop wat meer zon en minder regen te hebben. En we hopen dat deze week of volgende week de grote verandering komt en plots de northernlies zullen waaien. Keep your fingers crossed!

zaterdag 24 april





Na Bunya mountains vertrekken we in de regen (natuurlijk want Bruce en Jenni waren bij ons) richting Maroochydore. De komende dagen voorspelt men veel regen en in Maroochydore kunnen we naar Underwaterworld en shoppen – allemaal overdekt dus perfect for a rainy day. De camping dicht bij Rod en Mimie is bijna verlaten, wat een verschil met december toen stond deze camping afgeladen vol. We krijgen een plaatsje aan het strand en meteen klaart de hemel op en trekken Nico en Harm naar de zee om natuurlijk te bodyboarden. 's Avonds experimenteer ik met Indisch en de kids vinden het gewoon fantastisch. De bibliotheek is weer ter onzer beschikking voor internet en dus genieten Wibe en Harm om iedereen op het thuisfront van hun ervaringen in Australia te vertellen. Harm bekijkt alle filmpjes van Sporza en komt al vloekend terug wanneer hij zijn schoolmail heeft gelezen. Ja dar is meteen de valkuil van internet: lees nooit school of werkmails op vakantie, gegarandeerd verknallen ze voor enkele minuten jouw vakantiestemming. Gelukkig keert ook bij Harm vlug het tij. De volgende dag gaan we naar Underwaterworld – een mega aquarium in Maroochydore. Je wandelt er onder bull sharks, megagrote stingrays (jawel zo eentje die Steve Irwin heeft gedood), je kunt er zeesterren aaien en een fantastische (hm hm) zeeleeuwenshows waarbij we ons vooral de irritante stem van de trainsters zullen herinneren. Het regent dat het giet en dus blijven we extra lang kijken naar alle vreemde vissen en lopen we wel drie keer door het aqaurium met haaien boven ons hoofd.
De volgende dag schijnt de zon dus blijven we een extra dagje in Maroochydore, waarbij Harm zoveel bodyboard dat hij er littekens op zijn stoere borstkast aan overhoudt. 's Morgens word ik wakker van een nieuwe blaasontsteking, vlug naar de apotheker die mij een lapmiddeltje geeft – ik ontdek snel dat het allesbehalve werkt. De volgende dag blijkt het veel erger te zijn, gelukkig is om de hoek een medisch centrum. De dokter neemt een staaltje en ik krijg antibiotica. Ondertussen krijg ik een sms van Rod: Kunnen de kinderen naar huis of zitten ze vast? Ik begrijp totaal niet waar hij het over heeft. Ik bekijk vlug het nieuws op mijn aussietelefoon en lees dat een aswolk over Europe er voor zorgt dat het luchtruim in Europa gesloten is. De paniek slaat in Wibe haar ogen wanneer ik zeg dat alle vluchten gecancelled zijn. Maar waarschijnlijk zullen ze morgen wel vliegen, denken we.
We vertrekken naar Brisbane stad. De pijn wordt bij mij zeer intens en in het museum loop ik naar het toilet – allemaal bloed in mijn urine. De paniek slaat toe – dit is niet goed. Ik neem de bus terug naar huis terwijl Nico en de kids het museum bezoeken. Ik zit nog niet op de bus of mijn telefoon gaat. Het medisch centrum heeft mijn urinestaal niet goed afgesloten en ik moet terug – geen probleem was ik net van plan. Elke minuut op de bus is er één teveel. De pijn wordt steeds intenser en de paniek vergroot alleen maar. Wanneer ik in het medisch centrum toekom en mijn nieuw staaltje overhandig, is de urine bloedrood ipv geel. De dokter neemt bloed want mogelijks wijst het bloed op een nierprobleem maar mogelijk is het niets. Terug in de mobiel luister ik naar het nieuws, en dringt langzamerhand door dat de kinderen mogelijks niet naar huis kunnen. De berichten worden steeds wanhopiger. Ondertussen begint bij mij de antibiotica te werken en even plots als het bloed in mijn urine gekomen is, verdwijnt het een paar uur later. De kids en hun papa komen even later terug van hun Brisbane bezoek en ik vertel hen het slechte nieuws. Wanneer ik 's morgens het nieuws op mijn telefoon bekijk, blijkt dat alle vluchten zijn afgelast. We besluiten om toch naar de luchthaven te rijden en hopelijk daar wat meer nieuws te krijgen. De eerste Qantas medewerker vertelt ons dat dit misschien wel een week kan duren. Ik moet Qantas bellen via een telefoon in de vertrekhal. Na een half uurtje krijg ik een medewerker aan de lijn die mij doodleuk vertelt dat de volgende vrije plaats op 1 mei is. Wanneer ik aan de kids het nieuws breng dat hun vlucht twee weken later is, valt het nieuws op hun als een bom. Wibe kan meteen de ernst van dit bericht inschatten: mijn examens komen in gedrang en natuurlijk nog twee weken langer Stijn missen: dat is er teveel aan. Harm laat het niet aan zijn hart komen en want hij heeft twee weken langer vakantie.
Vrij vlug weet Wibe haar te herpakken en samen beslissen we dat de vakantie voor haar officieel ten einde is en dat ze elke dag zal werken voor de unif. De mobiel wordt nu haar studiekamer. Paul en Irene hebben voor ons ticket gekocht om naar de Brisbane Lions te kijken (Australian football). Wanneer ze horen dat de kids vastzitten in Brisbane voor twee weken, kopen ze meteen 2 ticketten erbij. We zitten niet bij elkaar maar Wibe en Harm zijn gewoon om samen naar het voetbal te gaan dus zij gaan samen naar gate 7 en wij naar gate 4. De wedstrijd is gigantisch spannend, ik amuseer mij rot en vind dit soort voetbal gigantisch veel leuker dan ons voetbal (wat is dit saai in vergelijking met dit snel spel). Na de match zien we elkaar terug en we zijn het er meteen over eens: dit was fun en de moeite waard. We nemen de bus terug naar de camping. Maar onze bus naar de camping (de laatste bus!) komt niet af. Lap hier staan we nu in Brisbane city. Gelukkig wijst een local ons een andere bus aan. We lopen vlug naar de halte en jawel daar is de bus. Blijkt dat deze bus elke 15 minuten reed, terwijl wij meer dan een uur op de andere bus hebben gewacht.
Maandag krijg ik het goeie nieuws van de dokter dat nieren en lever OK zijn. Een 1 minuut consultatie kost mij welgeteld 35 dollar maar liever dit dan slecht nieuws.
We besluiten om naar een luxe camping langs de Gold Coast te rijden. Harm en ik ontdekken de verschillende zwembaden en Harm is een expert in handenstand onder water, terwijl Nico duidelijk de kampioen is in voorwaarste onderwater salto – zomaar eventjes 5 keer na elkaar. Harm en ik kunnen alleen maar kijken. Wibe heeft haar werkritme gevonden, al blijft het moeilijk om te concentreren, elk nieuws dat we horen over de vulkaan brengt haar uit concentratie en terwijl de dagen voorbijgaan, beseffen we allemaal dat 29 april misschien wel optimistisch is. We beginnen te zoeken naar alternatieven. De ambassade blijkt intussen een goede raadgever te zijn en belt ons af en toe op. We zoeken op het internet naar routes via Milan of Rome. We bellen andere luchtvaartmaatschappijen op maar niemand neemt nieuwe passagiers aan – ja iedereen zit met duizenden gestrande reizigers. Ondertussen cancelt Qantas nog maar eens alle vluchten, terwijl Air Korea (waar Paul en Irene richting Parijs mee vliegen) al vliegt op Parijs. De spanning bij de kids neemt toe. Het moment dat we lezen dat een Qantasvlucht vertrekt bellen we meteen naar Qantas. Het wachtoontje kennen ondertussen by heart – we hebben al ongeveer 4h aan de lijn gehangen met Qantas maar geen goed nieuws. Hardnekkig blijven we bellen en een paar uur later kunnen de kids plots mee: morgen vertrekken naar Frankfurt. Wibe springt zo ongeveer een meter in de lucht, Harm is ontgoocheld – zijn vakantie zit erop. Terug de bagage maken,. Na twee dagen regen, schijnt de zon uitbundig – nog even bodyboarden,shoppen en naar de luchthaven. Zwaaien en hopen dat ze een behouden terugvlucht hebben. Via mijn telefoon volg ik de vluchten op en wanneer we de volgende dag een sms krijgen dat de vlucht naar frankfurt vertrekt zijn we opgelucht want we weten beiden hoe graag Wibe haar liefke (met een versleten rooske in zijn handen) wilde zien. Ze kan haar verjaardag thuis vieren als dat niet fantastisch is.

11 April






Zondag 11 april
De blogspot heeft een tijdje moeten wachten op een bijdrage maar hier zijn we weer. We zijn twee dagen bij Maree en David gebleven en hebben uiteraard veel bijgepraat over onze ervaringen in Nieuw Zeeland en over hun reis naar Spanje met onze camper. De laatste avond hebben we volgens Nieuw Zeelandse traditie fish en chips gegeten en het was echt lekker. Het zag er helemaal niet uit zoals de fish and chips in Engeland. De volgende dag voert Maree ons naar Wellington waar we een hotel geboekt hebben. Het blijkt een fantastisch hotel te zijn. Voor amper 40 euro hebben we een grote kamer met balkon, met een grote badkamer, een volledige ingerichte en uitgeruste keuken, een wasmachine en droogkast en strijkijzer – zelfs het waspoeder, de koffie en afwasproduct ligt klaar op onze kamer. De zon brandt in Wellington en het is heerlijk om langs de haven te wandelen. We missen wel de terrasjes want Wellington is duidelijk een stad die alleen leeft tijdens de kantooruren. Het is de administratieve hoofdstad van NZ en je vindt er dus alleen ministeries en ambtenaren die in het WE naar huis trekken en dus blijft een lege stad over. Maree heeft ons overtuigd om zelfs bij dit mooie zonnige weer het nationaal museum te bezoeken: Te papa. Wat een mooi en indrukwekkend museum. Het concept doet mij denken aan het Museum voor Technologie in London. Het is een actiegericht en zelfonderzoekend concept. Zo is er een afdeling van “vernietigende natuurfenomenen” waar ze oa de gevolgen van aardbeving verduidelijken. Zo moet je zo hard mogeelijk springen op een paneel en kijken welke schok dit teweegbrengt in vgl met de schaal van richter. Er is ook een huis waar je binnen kunt gaan en die plots begint de schudden en te beven. En zo is gans het museum opgavat – 4 verdieping allemaal verschillende thema's. Enfin in één woord: de moeite waard. 's Avonds koken we in onze goed uitgeruste keuken een heerlijke maaltijd en een paar uur later loopt de wekker af – tijd om naar de luchthaven te gaan.
Terug in Brisbane pikken we onze huurauto op en rijden we naar Maroochydore – het lijkt bijna op thuiskomen. We herkennen alles. Rod en mimie zwaaien en knuffelen ons wanneer we het appartment binnenkomen. Ook nu is het tijd om bij te kletsen. De volgende dag gaan Nico en ik naar de kapper – ons blond vliegt op de grond. Woensdagmorgen ... we vertrekken met de camper richting Kenilworth – het water valt met bakken uit de lucht. Wij rijden door naar Brisbane – rijden eens langs de luchthaven zodat we zeker zijn dat we vrijdagmorgen parkeerplaats kunnen vinden voor onze camper. We zijn beiden duidelijk gespannen en wanneer we niet meteen een parkeerplaats vinden loopt de spanning gedurende een paar minuten op. Gelukkig kunnen we beiden alles heel goed relativeren en een paar minuten later lachen we met onze eigen dommigheden. Nog boodschappen doen want alles is gesloten op Goede Vrijdag, Pasen en Paasmaandag. 's Nachts heb ik nog een sms naar Wibe gestuurd om te vragen of ze goed aangekomen is in Singapore maar we hebben geen sms'je teruggekregen – en wanneer we meer dan uur staan te wachten aan de arrivals en nog steeds geen Wibe of Harm zien beginnen we beiden ongerust te worden. Plots krijg ik een sms van Harm: Wibe haar bagage is verloren. Dat is echt niet leuk. De eerste grote reis met het vliegtuig en meteen je bagage verloren: we voelen echt met haar mee. Maar dan plots verschijnen ze daar. De ontlading bij beide is groot want na 7 maanden is het toch wel fijn dat we niet alleen hun stemmetje horen maar ze ook nog eens kunnen vastpakken. De bagage ligt blijkbaar in London Heathtrow (typisch!) maar binnen de 24h wordt ze aan huis geleverd. Wibe roefelt eventjes in mijn kleren en vindt iets dat een beetje past. We rijden naar de zee voor ons eerste buiten-ontbijt. Wibe is verbaasd wanneer iedereen haar eventjes goeiedag zegt of aanspreekt. Ja dat is Australia!
We rijden eerst naar de glasshouse mountains waar we overnachten want de volgende dag gaan we naar Australia zoo, de beroemde zoo van Steve Irwin, Crocodile Hunter. Wanneer we om 8h30 de zoo binnenwandelen valt ons meteen op hoe verzorgd deze zoo is. We hebben al behoorlijk wat dierentuinen bezocht maar dit is werkelijk tot in de puntje verzorgd. De leefruimtes van de beesten zijn gewoon over de top verzorgd. Het meest indrukwekkend zijn natuurlijk de krokodillen – allemaal gevangen door Steve Irwin. Uiteraard willen de show met de krokodillen zien. Maar gezien het paasvakantie is moeten we eerst vrede nemen met een optreden van Bindi, de 12-jarige dochter van Steve Irwin die beslist heeft om even beroemd te zijn zoals haar vader. In een K3-achtige show probeert ze alle kinderen (lees meisjes in pink) mee te laten dansen en zingen met haar liedjes. Gelukkig naar een half uur begint de show. Twee dierenverzorgers (allemaal gesponsord door Columbia – kledijfabrikant) waden door het water met een 4m lange python. Daarna komen Terri (vrouw van), Bindi (dochter van), Robert (5-jarige zoon van) en Wes (best mate van) de arena binnen – gevolgd door een gigantische krokodil. Je weet dat ze deze show dagelijks opvoeren en toch ziet het er uit – zeker wanneer je Wes door het water ziet stormen met een krokodil achter hem aan – je ziet de spanning op zijn gezicht. Uiteindelijk brengen we 7h in de Zoo door en nog hebben we niet alles kunnen doen. Andere hooogtepunten waren zeker het strelen van kangeroes, knuffelen van een koala, het zien van een wandelende wombat aan een leiband, voetballende wombats.
's Avonds rijden we door naar Maleny waar we de nacht zullen doorbrengen bij Cheryl en Lloyd – twee vrienden van Paul en Irene die daar ook zullen zijn. Iedereen komt naar ons toegelopen wanneer we hun erf oprijden en weeral wordt een geknuffeld. 's avonds zitten we met zijn allen aan het kampvuur en hebben we een barbie (BBQ) en verstomd Harm iedereen wanneer hij drie groene klinkers (gevulde chocolade toffees) na elkaar in zijn mond heeft. Blijkbaar is het de traditie dat iedereen een klinker uit de zak neemt en erin bijt en kijkt welk kleur het heeft – en iedereen hunkert naar de groene maar heeft steeds een roze, blauwe, witte. Maar niet Harm hij neemt er drie en alledrie zijn ze groen. Hij heeft geschiedenis geschreven in Maleny. Er kruipen 's nachts nogal wat slangen rond in Maleny dus slapen wij voor alle zekerheid in de tent en slapen Wibe en Harm in de camper.
De volgende dag rijden we naar Mount Coorooro – king of the mountain. De berg is 440meter hoog maar kent een zeer steile klim. Wibe, Harm en Nico beklimmen deze terwijl ik beneden de wacht hou. Na amper 1h30 minuten kunt Harm naar beneden gelopen, Wibe en Nico komen 15 minuutjes laar aan de eindstreep. Wanneer we hen vertellen dat ze een wedstrijd houden op deze berg en dat de snelste het in 19minuten (op en neer) doet zeggen ze beide “zot” en dat is het ook.
De volgende dag staan we weer om 6h30 op want om 7h moeten we in Tin can bay zijn. Dit is een onogelijk klein vissersdorpje waar 40 jaar geleden een gewonder dolfijn is aangespoeld. De vissers hebben deze dolfijn verzorgd. De dolfijn is wanneer ze genezen was blijven komen en de bewoners bleven de dolfijn met de hand voederen. Ondertussen is deze dolfijn doet maar de kleinkinderen van deze dolfijn komen net zoals hun grootmoeder naar de waterkant en laten zich met de hand voederen. Elke morgen tussen 7h en 10h komt één of twee dolfijnen.
Nadien ontbijten we in het park – op de barbie maken we eitjes klaar – daarna rijden we door naar Bundaburg waar we naar een camping rijden aan zee. Wibe heeft meteen het bodyboarden onder knie en ze pakt de ene golf na de andere. Bij Harm duurt het iets langer maar plots heeft hij het ook onder de knie en surft hij met zijn bodyboard over de golfen als een volleerde aussie.
De volgende dag zou ik het best kunnen omschriven als de pechdag van de vakantie. De campground waar we naar toe willen is nog steeds volboekt dus moeten we zoeken naar iets anders. In hetinformatiecentrum raden ze ons een camping in Agnes Water aan. In het informatiecentrum horen we ook dat een chinese boot is vastgelopen op het rif en olie verliest dus dat snorkelen in Rockhampton niet zal lukken. Als we willen snorkelen moeten we het hier doen – ongeveer 4 keer zo duur als in Rockhampton. We beslissen vlug om toch hier te snorkelen. We zijn opgelucht wanneer we horen dat ze een plaatsje op de camping hebben maar vallen achterover wanneer ze ons vertellen wat de prijs is voor één nacht. Normaal gezien betaal 20$ per nacht – hier vragen ze 49$ plus 10$ per extra persoon. Ik zeg dat we met drie zijn want ik vind het ongehoord dat ze zoveel geld vragen. Bovendien blijkt dat ze geen warm water hebben om de afwas of de was te doen en dat ze geen internet hebben. Dan maar gaan boeken. Er zijn twee firma's die snorkeltrips aanbieden – de eerste waar we binnen stappen heeft geen trips op woensdag – dus dan maar naar de andere die iets duurder is. Oef we kunnen boeken. We betalen voor ons vieren en genieten van de zon en het strand (en het bodyboarden). 'S avonds krijgen we plots een telefoontje dat de snorkeltrip niet doorgaat want dat de tweede boot kapot is. Het eerste moment ben je zo in je mond geblazen dat je niet weet wat te zeggen, maar na het zien van de ontgoocheling op Wibe en Harm hun gezichten besluit ik om het daar niet bij te laten dus bel ik terug. Een uur later opluchting want de andere maatschappij neemt ons mee op hun boot : hoera-geroep bevestigt de opluchting.
De volgende dag staan we dus weer om 6h30 op want om 7h30 moeten we de boot op. We mogen mee met de Narcosis en kapitein Don – een klein duikersschip die zee basic is uitgerust maar dat vinden we nu eventjes niet erg. We varen om 8h uit en botsen op de hoge golven – de zee is echt wild. Na een half uurtje zien we het moederschip (een grote catamaran) dobberen op zee. Onze kapitein probeert te weten te komen wat er gebeurt – na veel vijfen en zessen blijkt dat de motor van de catamaran het begeven heeft en dat ook wij moeten terugkeren want gezien deze boot gezchartered is hebben ze niets bij zich (geen eten, geen snorkels). Dus weerom ontgoocheling ... na bijna 2h varen op woelige zee varen we de haven terug binnen en seint de kapitein van de catamaran dat we terug mogen vertrekken want dat de boot vermaakt is. Denarcosis maakt rechtsomkeer en terug varen we over de meer dan 2 meter hoge golven. Beneden is iedereen ziek – maar wij zitten vanboven en overleven de 2H30min tocht zonder zeeziek of kotsen! Aangekomen springen we onmiddellijk het sop in. De eerste keer snorkelen is niet zo evident: het is beklemmend om door de snorkel te ademen en je moet echt wel de techniek vinden om zo weinig mogelijk te bewegen – enkel de flippers zachtjes heen en weer te bewegen maar na een tijdje hebben zowel Wibe als Harm the knack of it en genieten ze van de kleurrijke vissen en zelfs de seaturtles die onder ons door zwemmen. Het was al bij al echt een memorabele dag en het snorkelen boven de reef is buitengewoon!
De volgende dag rijden we naar Wongi State park – niet echt een in drukwekkend park – daarna rijden we naar Kilkivan Bush camp waar we een wandeling van 16km naar het stadje doen waar een grootse paardenspektakel is opgezet. Wibe houdt er alvast enkele blaren aan over maar we hebben op onze wandeling wel een kangeroe gezien. 's Avonds bakken we een biefstuk op ons kampvuur en blijven we nog enkele uurtjes keuvelen aan het kampvuur.
Daarna rijden we naar Bunya Mountains NP waar we verwelkomt worden door kangeroos en Bruce en Jenny (en jawel weer wordt er geknuffeld). Harm en Nico doen een fietstochtje en komen halfdood terug want het stijgingspercentage was toch iets hoger dan gedacht, terwijl Wibe haar cursus handelsrecht erdoor jaagt en ik de foto's op de laptop zet.

Maandag 22 maart






Na Tongoriro rijden we naar de Bay of plenty – zo door Cook genaamd omdat hij vond dat is alles hier in overvloed aanwezig was (veel maori dorpjes, veel vis, veel groen, ...) Nog steeds in Bay of plenty synoniem voor overvloed aan stadjes, kiwi en avocado plantages, dolfijnen en vis. En dit laatste hebben we mogen proeven. Een andere camper heeft van een lokale viser vis gekregen en hij rookt deze ter plaatse. Hij komt spontaan met twee versgerookte vissen naar ons toe – de vis smaakt naar makreel. Het blijkt een vis te zijn die zo vettig is dat ze alleen eetbaar is wanneer je ze rookt zodat al het vet er letterlijk uitgerookt wordt. Natuurlijk is de vis meteen ook een reden om wat met elkaar te praten.
We rijden naar een vrije kampeerplaats in Karangahake Vallei. Er start hier een wandeling van 6h. We wandelen langs de rivier tot we plots voor een donkere tunnel staan- gelukkig hebben we onze zaklamp mee – en daar gaan we de complete donker in. Na 200 meter zien we de uitgang en worden we verblind door het zonlicht. De wandeling volgt de gorge. We zien echter niet zoveel van de gorge omdat de omgeving indrukwekkend groen is. Het lijkt alsof we een wandeling in de tropen maken. Gigantische varens tonen ons de weg. Plots komen we meer en meer volk tegen. We zijn aan de ruïnes van een oude mijn gekomen. En we kunnen zelfs enkele mijnschachten in wandelen. Pikdonker – gelukkig hebben we onze zaklampen mee. We volgen de spoorweg in de mijnschacht – tot ik plots mijn lichtje uitdoe en de volledige mijnschacht verlicht is met duizenden lichtlichtjes – glimwormpjes met honderden boven ons hoofd. We wandelen langs de rim terug naar de campground en zijn blij dat er naast de campground een ijskoud waterhole is waar ik tot mijn knieën in waad terwijl Nico uiteraard zwemt en kopje onder gaat. Brr ik begin al te klappertanden aan de idee alleen al. Nico lacht met mijn interpretatie van zwemmen: tot mijn knieën in het water.
De volgende dag rijden we naar de Coromandel schiereiland– een schiereiland die gekend is voor zijn schoonheid maar ook gekend is voor zij apathie voor camper en freedom kamperen. We zijn dus voorbereid! We rijden eerst naar Kauaeranga Valley waar we na 9 km dirt road (wat haat ik deze wegen met putten en stof!!! - zonet de achterruit gewassen en je kunt er weeral niets meer door zien) aan een campground komen. Hier start een 8h durende wandeling naar de Pinnacles. En ja we hebben het gedaan in 3h40min. De wandeling begint quite easy maar dan komt er een klim met honderden trappen – sommige van meer dan een halve meter hoog. Alhoewel het bewolkt is gutst het zweet van mijn hoofd ik voel de druppels vallen. De eerste halte is de hut waar de meesten overnachten, maar waar wij alleen ons bookes opeten. Daarna volgens nog eens honderden trappen – het zicht is uiteraard fenomenaal.
De volgende dag rijden we naar het stadje Coromandel – de weg is bochtig maar de zichten zijn bijzonder mooi. Het weer is fantastisch: 26 graden, blauwe hemel, zon. De volgende dag staan we in een fantatische camping aan de zee.
Daarna rijden we naar Hamilton want we hebben ticketten voor de rugby clash tussen de Chiefs en de Crusaders. De wedstrijd start om 19h30 en de sfeer is helemaal anders dan bij ons een voetbalwedstrijd. In plaats van zingen en dansen horen we tijdens de spannende momenten een soort oerkreet. Het is ook verrassend dat heel wat maori's in het stadium zitten -terug een groot verschil met Australia – daar zie je aboriginals naar een wedstrijd gaan.
Oh ja de we supporteren uiteraard voor de chiefs niet alleen omdat Hamilton hun thuisbasis is maar vooral omdat ze in de Belgische driekleur spelen – het stadium is versierd belgische vlaggen zowaar. Maar supporteren heeft niet veel uitgehaald want ze verliezen van de crusaders. Maar het was absoluut leuk om live een rugby wedstrijd mee te maken.
De volgende dag ga ik naar Royal Ballet of New Zaeland die hun nieuwe productie hier brengen. Terug ben ik verrast door de andere gewoontes. Tijdens de pauze gaat iedereen naar foyer maar iedereen komt daarna met zijn glas wijn, koffie, zak chips, ijsje in de zaal en eet, drinkt rustig terwijl het ballet herbegint.
Het ballet zelf was goed maar niet de top. Logisch want de helft van de compagnie bestaat uit jongeren die hun eerste jaarcontract bij Royal Ballet Of New Zealand krijgen – er danst zelfs een Belg voor zijn eerste jaar bij. Zegt genoeg niet?
Na twee dagen in een stad hebben we behoefte aan wat natuur en gezien aan de zee de zon uitbundig zal schijnen, terwijl de rest van het eiland zal gedekt zijn door een wolkendeken, rijden we uiteraard naar de zee!
Na een paar dagen zee, zon , strand en boekjes lezen willen we weer wat de toerist uithangen en rijden we vulkaanland – naar Rotorua. Onze eerste halte is het stadje Kawerau waar we de nacht doorbrengen. Dit stadje is doordrenkt van een rotte eieren geur door de sulphur die uit de grond spuit. Gelukkig hebben we een plaatse gevonden aan de rivier waar het lekker fris ruikt.
Wanneer we Rotorua binnenrijden overvalt ons meteen de rotte eierengeur. We parkeren bij het stadspark waar de rook uit de grond naar boven stijgt. Modderpoelen die koken en een blubberend geluid maken, stoom die uit de grond sist en uiteraard warm water baden waar je gratis pootje kunt baden – al moet je uiteraard de geur erbij nemen. Na een uur wandelen in het park overvalt je een hoofdpijn en kun je niet anders dan eventjes uit de geur weggaan, dus dwalen we rond in de winkelstraat waar bij wonder de geur veel minder sterk is. Er is een vrije camperplaats bij de club van handelsreizigers zo'n 4 km buiten het stadje, we zullen daar de nacht doorbrengen. We wandelen terug naar de stad (oh wat missen we nu de fietsen) want we hebben een Belgisch café gezien en daar wil Nico een blonde leffe drinken. Na uitgebreide studie van de kaart blijkt dat ze geen geuze hebben. De cafébaas ziet mij kijken naar de flesjes en vraagt of ik iets zoek: Je geuze. Het is een vlaming en plots haalt hij een flesje geuze Timmermans uit zijn frigo: Yes! Wat smaakt dit lekker, ook Nico beseft na 7 maanden dat Leffe blond toch wel een heel stuk lekkerder is dan de pils die ze hier drinken. Voordat we iets eten wandelen we langs Sulphur Bay. De naam doet het al vermoeden: sulphur stoom stijgt uit het meer naar boven. Opnieuw overvalt ons een helse hoofdpijn, vlug terug het stadje in. De cafés zijn ondertussen groen gekleurd, niet omdat de Cercle speelt maar omdat het St_patricksday is en dit wordt hier nog steeds uitbundig gevierd. Na een meze en mixed grill moeten we uiteraard de 4km terugwandelen. Het is ondertussen koud geworden, Nico kluttert terwijl hij erbij loopt. De eerste keer in 7 maand dat hij koud heeft, zelfs zo erg dat hij terug in de camper onder het donsdeken kruipt en een warme choco drinkt ;-)
Daarna nemen we terug wat vakantie in onze vakantie. De zon schijnt, het is 25 graden in Hawkes Bay dus rijden we daar naar toe en lezen we een paar boekjes uit. Boeken kopen we hier in grote getale in bibliotheken. Je wandelt gewoon de eerste beste bibliotheek binnen en daar staat een rek met geannuleerde boeken die je kunt kopen voor een halve euro.
En nu zijn we op terugweg naar Martinborough om de camper terug te geven aan Maree en David. Dit wil zeggen dat we vandaag en morgen de camper terug spic en span proberen te krijgen, alles wassen, strijken, kasten uitkuisen. En ja vandaag regent het: voor de 3e keer in 2 maanden tijd ...

Zondag 7 maart





Ondertussen zijn we terug op het Noordereiland en hebben we Napier – de art deco hoofdstad van de wereld, een unieke broedplaats van gannets (of te wel Jan van Gents), Taupo en zijn mooie meer, Mount Doom en Bay of Plenty gezien.
Napier is de art deco hoofdstad omdat in 1930 een mega aardbeving alle oorspronkelijke gebouwen van de kaart geveegd en omdat toen net Art deco hip was en de bewoners vooral een nieuwe start wilden hebben ze de volledige stad herbouwd in art deco. En men heeft moeite gedaan om dit alles te bewaren.
Voordien hadden we een een 20 km lange wandeling langs het strand gemaakt om een unieke broedplaats van gannets te zien – dankzij internet weten we nu dat gannets bij ons beter gekend zijn onder de naam “Jan van Gents”. Deze vogels broeden normaal gezien op afgelegen eiland maar op 10 km van de kust van Hastings broeden ze op een plateau met duizenden. De jongen vliegen als ze 4 maanden zijn naar Australia – een vlucht van zo maar 2700 km en dit terwijl ze nog nooit gevlogen hebben. Ze blijven een paar jaar in Australia en dan vliegen ze nog een keer terug – naar de plaats waar ze zelf geboren zijn – en beginnen ze aan hun eigen nageslacht. Slechts 33% overleeft deze tocht.
Na Napier en de gannets zijn we doorgereden naar Taupo – het grootste meer van NZ en de plaats waar zonet de NZ Iron man heeft plaatsgevonden. In Taupo hebben we gelunched bij Ted en Carolyn. We zouden oorspronkelijk met hen onze camper swappen, maar Ted heeft een jaar geleden een stom mountainbike ongeval gehad waardoor hij nu bijna volledig verlamd is. Alhoewel Ted bijna 70 jaar is, is hij bijzonder moedig en opgewekt. Ik weet voor mijzelf dat als ik het ooit een lastig heb, ik mijzelf zal dwingen om aan hen te denken.
In Taupo hebben we als voorbereiding op Mount Tongoriro Mount Tauhara beklommen.Oef toch één berg die ik heb kunnen beklimmen.
Daarna zijn we doorgereden naar Tongoriro NP. Dit park is vooral gekend voor Mount Doom in Lord of the Rings. Eigenlijk zijn er drie vulkanen naast elkaar. De jongste is Ngauruhoe of Mount Doom, links Tongoriro (slapende vulkaan) en rechts Mt Ruapehu (zeer actief – laatste uitbarsting in 2007). Mount Tongoriro kunt beklimmen en kun je via de krater letterlijk oversteken . Hij is een kleine 2000 meter hoog. Het is één van de mooiste wandelingen maar ook één van de gevaarlijkste – vooral het weer die plots kan omslaan verrast nogal wat buitenlandse toeristen met hypothermia (onderkoeling) als gevolg. Maar met de blauwe hemel en de zon die fel schijnt, is dat alvast geen probleem. De wandeling zelf is fysiek niet zo zwaar, maar er is één stuk die heel steil is en vol met losse stenen dus besluit ik wijselijk om beneden te blijven en Nico alleen de wandeling te laten doen. We spreken om 18h af aan de andere kant. Dat betekent wel dat ik met de motorhome alleen terug moet rijden en hem aan de andere kant van de berg terug moet oppikken. De laatste 7 km zijn gravel weg vol putten en constant bussen die je passeren op een weg die net breed genoeg is voor twee wagens. Amaai ik heb in die 7 km ook een peer afgezien. Maar heelhuids geraak ik aan de andere kant van de berg – blijkt dat de parking volstaat met bussen. Lap hoe wacht ik hier 8 uur op Nico? Gelukkig red een buschauffeur mij: hij parkeert de mobiel achter een bus oef ... Na amper 4h47 minuten hoor ik gefluit. Het is nog geen 13h en daar staat hij al. Ik geloof mijn ogen niet. Volgens mij heeft hij naar beneden gelopen – kan bijna niet anders.
Ondertussen blijven we genieten van de zon en een zalige 25 graden.

Zaterdag 27 februari







Een ander voordeel van onze internetverbinding is dat we het weer kunnen opvolgen en dus kijken we steeds wanneer er goed weer op komst is om tracks en nationale parken te bezoeken. Na Mount Cook wisten we dat er terug een koudefront met regen over het Zuider-eiland zou passeren maar dat na 2 dagen van wisselvallig weer het zeker 5 dagen zon en warm zou zijn. Op het Zuider-eiland willen we nog het wereldbefaamde Abel Tasman National Park doen. Dus route uitgestippeld om daar te zijn net op het moment dat de zon schijnt.
En het is gelukt. Abel Tasman is gekend voor zijn gouden strandjes, idyllische baaitjes, regenwouden, eilandjes met honderden seals. Je kunt het park bezoeken als dagjestoerist door een wandeling te doen en dan een watertaxi terug te nemen. Je kunt ook de volledige track van 70 km afwandelen in 3 a 4 dagen. Je neemt je bagage mee en slaapt onderweg in eenvoudige campings. Dit is veruit de populairste manier om het park te verkennen en eigelijk ook het goedkoopste. Je betaalt per persoon 12$ per nacht om te overnachten in je tentje en op het einde van de wandeling neem je de watertaxi terug. Wij kiezen terug voor de veel duurdere manier om het park te verkennen: twee dagen zeekayakken en één dag wandelen. De eerste dag gaan we met een gids op pad, het is tenslotte op volle zee peddelen en zoveel ervaring hebben we niet. Het blijkt een goede keuze te zijn. De gids geeft ons onwaarschijnlijk veel en goed uitleg. We leren zelfs hoe we in volle zee een reddingsactie moeten opzetten. De Tasmaanse baai is af en toe behoorlijk wild en is dus gevaarlijk. Maar wij hebben twee dagen vlakke zee en dus genieten we er met volle teugen van. We varen baaitje in en uit, varen naar de eilandjes waar we moederseals en hun kleintjes zien. De kleintjes spelen in waterpoeltjes, de moeder daagt hen uit om in de zee te zwemmen, we zien hoe de seals zichzelf een ochtenbad geven. Kortom het kayakken loont meer dan de moeite. De eerste twee dagen zit alle bagage opgeborgen in onze kayak (al moest de gids twee keer kijken hoe weinig we mee hadden – ja kampioen in het klein pakken hé – hij heeft wel twee keer gevraagd: tent mee? Slaapzakken? Slaapmatjes? Kledij? Eten voor 3 dagen? Water? Hij overtuigt ons om nog een fles wijn mee te nemen). Tijdens de derde dag moeten we een getijderivier over en we kunnen hier enkel over wanneer het laagtij is. Gezien het om 9h laagtij is, moeten we de tweede dag na 15km kayakken ook 6 km stappen zodat we op tijd de rivier over kunnen. De campings van het nationaal park staan stampvol met tentjes, honderden mensen leggen deze track af, iedereen met zware rugzakken (behalve wij dus ;-) Het was bijzonder leuk om de track niet alleen al met de kayak of alleen al wandelend te doen, de combinatie was absoluut de moeite waard.
Oh ja het nieuwe fototoestel die ik van Rod gekregen heb, heeft het tijdens de 3daagse uitstap begeven. Het stelt niet meer scherp en dus hebben we bijna geen foto's.
Terug in Nelson stappen we een winkel binnen ons aangeraden door enkele kiwi's. Er staat een toestelletje waar we mee onderwater kunnen fotograferen in promotie. Lijkt ons de moeite om in Great Barrier reef wat onderwaterfoto's te nemen. Enfin hopelijk gaat dit toestelletje wat langer mee.
Ondertussen hebben we ferry terug naar het Noorder-eiland genomen. De zon is voorlopig nog niet met ons mee verhuisd ...
We kamperen meer en meer vrij of zoals ze in NZ zeggen “freedom camping”. In principe mogen alleen voertuigen die een eigen WC en afvaltank (zoals wij) hebben vrij kamperen. Men heeft nu een certificaat ingevoerd waardoor in theorie alleen voertuigen met dit certificaat mogen vrij kamperen (wij hebben dit certificaat ook niet) omdat men vooral de kleine campervans (camionette) beu zijn. En er rijden er hier heel wat rond. In de krant was onlangs het hoofdartikel “Call for national ban on campervans” waarbij men oproept om nationaal een verbod op de kleine campervans uit te vaardigen. Als reden geeft men: ecologisch onverantwoord want deze camionetten zorgen voor vervuiling en parkeren zich overal – ook al mogen ze niet vrij kamperen. Ik vraag mij af of ecologie werkelijk het probleem is en vraag mij af waarom men zich zo ergert aan deze kleine campervans. Is het omdat vooral jongeren met deze camionetten rijden? Is het omdat ze er vaak heel slordig en uitgeleefd uitzien? Zijn het de schuifdeuren die constant een hatelijk lawaai maken als je ze open en dicht slaat? Is het omdat jongeren minder geld uitgeven? Meestal wonen er geen mensen in de buurt, ook grote campers laten soms vuilnis achter ... dus wat zorgt ervoor dat locals zich zo mateloos ergeren aan deze kleine campervans en de grote kampeerwagens met open armen ontvangen? Nergens hebben we zoveel kleine campervans zien rondrijden dan hier in NZ – het is een klein land dus heel geconcentreerd. Reizen met een camper is booming business geworden. Waar vroeger alleen de gegoede middenklasse een motorhome kon huren of kopen is dit nu met de goedkope kleine camionetten ook voor heel wat jongeren de manier geworden om rond te reizen waardoor de kleine goedkope campervans op een korte tijd een immense groei heeft gekend dat ze hun “freedom camping” niet meer onder controle hebben.
En toch is NZ het meest campervriendelijke land ter wereld. Elke stad heeft zijn publieke dump station (wat kan Australia en Europa hier veel van leren). Elke informatiedienst kan je onmiddellijk zeggen waar je vrij kan kamperen en department of conservation heeft honderden campings in nationale parken waar je voor een peulschil kan kamperen.

Vandaag hebben een wandeling van 20 km langs het strand gemaakt op zoek naar een gannet kolonie. Gannet is een grote vogel die hier nest, en blijkbaar is dit nogal uitzonderlijk. Wanneer de jongen 4 maanden zijn vliegen ze uit en meteen vliegen 2700km naar Australia. Ze komen één keer terug naar exact dezelde plaats in NZ om te broeden. Het was indrukwekkend om alle vogels bij elkaar te zien, om de willige jongen te zien en de geur ... ja dat

Woensdag 17 februari





In Dunedin hebben we een mooi museum bezocht en hebben we heel wat geleerd over de Maori cultuur die toch helemaal anders is dan de Aboriginals cultuur. De sculpturen zijn bijzonder verfijnd., en sommige laten niet veel aan de verbeelding over. 's Middags bezoeken we nog een galerij met moderne kunst en zoals vaak met moderne kunst kun je soms alleen hoofdschuddend er naar toe kijken en soms met een smile alles aanschouwen. Een Koreaanse artiest heeft in Auckland archief allemaal oude trouwfoto's gezocht, ingekaderd en dan in een grote container in het zeewater gedropt in Auckland harbour om deze na enkele dagen terug uit het water te halen. En deze door zeewater aangetaste trouwfoto's hangen nu in deze galerij.
In onze planning zouden we gewoon de kust richting Christchurch volgen maar we hebben nog wat tijd en beslissen om nog maar eens naar het binnenland te rijden, richting mount Cook. Op het internet hebben we gezien dat je kunt zeekayakken tussen de ijsbergen, dit lijkt ons wel iets.
Onze eerste halte in Trotters Gorge, waar we een wandeling langs de Gorge doen. Het ziet er een mooi aangelegd pad uit door het regenwoud, mooie houten trapjes. Maar plots wordt het pad veel nauwer en klimt steil langs de gorge naar boven. Het gaat zo steil dat we op handen en voeten naar boven klimmen en Nico af en toe mij naar boven moet trekken. En dan komt natuurlijk de afdaling, en Jootje ziet het even niet meer zitten. Nico helpt mij al pratend van de berg af en gelukkig ben ik als we eindelijk terug het groene gras van de campground zien.
We rijden via een azuurblauw meer richting mount Cook. Het is bewolkt dus vervagen de contouren van deze mooie berg in de wolken. Maar zelfs nu is de berg nog steeds indrukwekkend. We rijden via slingerend baantje door een ongelooflijke open vlakte waar de wind blaast Mount Cook tegemoet. (waarom slingert een weg zit door een vlakte vraag ik mij?) En plots in die open vlakte kom je in het stadje Mount Cook. Aan de campground vertrekt een wandeling naar Hooker glacier. We wandelen via twee swingbridges naar Hooker lake. Het lijkt een maanlandschap, met voor ons een grijs meer met daarin grote ijsbergen die zomaar voor ons uit liggen te drijven. De wind blaast ons bijna weg. Voor ons ligt de glacier de helemaal grijs is, door de vele landslides. Terwijl we terugwandelen beslissen we om niet te zeekayakken, we hebben de ijsbergen van zo dichtbij gezien dat ertussen varen met een kayak niet echt een meerwaarde lijkt te zijn.
De volgende dag rijden we via een unsealed road naar Tasman Valley waar je zicht krijgt op Tasman glacier. Ook hier is de gletsjer zwart en is er in de laatste tientallen jaren zoveel ijs gesmolten dat er voor de glacier zich een meertje gevormd heeft waarin ook nu de ijsbergen drijven. Voor zo'n 60 euro kun je er met een klein motorisch bootje tussen varen. De 8km naar Tasman Valley is horrible, de unsealed road is zo corrugated dat ik vrees dat het glas boven de afwasbak en kookgedeelte zal breken. Maar gelukkig bereiken we de weg heelhuids.
We besluiten om nog één wandeling te doen. De wandeling baant zich een weg steil naar boven. Ik heb een St_mary peak gevoel. Het klimmen is fysiek zwaar maar best te doen. Op handen en voeten klim ik met Nico gestaag naar boven, steeds hoger en hoger en hoger .... Op een bepaald moment begint er een stemmetje in mijn hoofdje te spreken: je moet dit ook naar beneden doen hé. Ik probeer mijzelf dan moed in te spreken: nog een beetje hoger, en nog een beetje hoger. En dan kijk ik naar beneden en zie de diepte, de immense diepte onder mij. Nico geniet van het klimmen maar voor mij is het steeds het overwinnen van een angst. Na 45 minuten klimmen begint mijn hoofd te duizelen en dan is het genoeg geweest. Plots wint het stemmetje die zegt: dit is zot, waar ben je mee bezig. Het grootste probleem is dat ik terug naar beneden moet en dalen nu net mijn angst is. Nico wil naar de top om te zien wat er achter het hoekje is. Dilemma: ik durf niet meer hoger (want ik moet dan nog meer naar beneden) maar ik durf ook niet meer naar beneden. Terwijl iedereen (en het zijn er heel wat) verder naar de top klimt alsof het niets, is dit meisje totaal haar kluts kwijt en door angst verlamd. Ja ik zal mij weer al maar eens laten redden door mijn engel zeker? Al pratend en met af en toe een stevige hand, klimmen we terug naar beneden tot ik mijzelf weer onder controle heb en verder alleen naar beneden durf en Nico dus terug de klim naar boven doet. Iemand vroeg hem langs de weg: hoeveel keren doe jij dit wel op één dag? Nog geen 2 uur nadat ik beneden ben is hij al terug. Tja de bergjes zijn niet aan mij besteed en des te meer aan mijn ventje. De volgende keer laat ik hem alleen gaan en hou ik beneden de wacht. Ik heb het nu verschillende keren geprobeerd en steeds hetzelfde scenario: ik begin met goede moed maar plots vraag ik mijzelf af: waarom doe ik mijzelf dit aan? Het is vakantie? Wat wil ik bewijzen? En ik heb vlug het rekensommetje gemaakt en beslis vlug dat het voor mij genoeg avontuur is geweest en dat ik mijn leven niet beu ben.
's Avonds parkeren we ons aan de overkant van het meer. De zon schijnt en we hebben een fenomenaal zicht op Mount Cook. Heel wat andere campers komen 's avonds toe. We zien een onwaarschijnlijk mooie zonsondergang met de top van Mount Cook die volledig oranje-rood kleurt. We kunnen het niet op foto vastleggen maar de herinnering is in onze geheugen gegrift.
Gisteren stonden we aan de zee, op 80km van Christchurch. In totaal zijn al 3 auto's hier gepasseerd en een paar duizend schapen.
Vandaag hebben we eerst een garage gezocht om de camper een service te geven, na 4 garages beginnen we de hoop op te geven, maar ongelooflijk we vinden één die het in 20 min doet en ons slechts 75 euro aanrekent (9 liter olie, nieuwe filter en alles controleren) en wanneer we een halfuurtje later terug op de baan zijn blijkt dat ze ook nog eens de ramen gewassen hebben, stempel in de boek geplaatst hebben. Als dat geen service is.
Ondertussen hebben we een oplossing voor de make communicatie gevonden. We hebben een internetabonnement voor één maand genomen bij een provider die vooral in campings, motels en cafés internetverbinding biedt. Dus om de 4 dagen zoeken we een camping op en kunnen we onbeperkt op het internet en dus skypen met het thuisfront.