Zaterdag 27 februari







Een ander voordeel van onze internetverbinding is dat we het weer kunnen opvolgen en dus kijken we steeds wanneer er goed weer op komst is om tracks en nationale parken te bezoeken. Na Mount Cook wisten we dat er terug een koudefront met regen over het Zuider-eiland zou passeren maar dat na 2 dagen van wisselvallig weer het zeker 5 dagen zon en warm zou zijn. Op het Zuider-eiland willen we nog het wereldbefaamde Abel Tasman National Park doen. Dus route uitgestippeld om daar te zijn net op het moment dat de zon schijnt.
En het is gelukt. Abel Tasman is gekend voor zijn gouden strandjes, idyllische baaitjes, regenwouden, eilandjes met honderden seals. Je kunt het park bezoeken als dagjestoerist door een wandeling te doen en dan een watertaxi terug te nemen. Je kunt ook de volledige track van 70 km afwandelen in 3 a 4 dagen. Je neemt je bagage mee en slaapt onderweg in eenvoudige campings. Dit is veruit de populairste manier om het park te verkennen en eigelijk ook het goedkoopste. Je betaalt per persoon 12$ per nacht om te overnachten in je tentje en op het einde van de wandeling neem je de watertaxi terug. Wij kiezen terug voor de veel duurdere manier om het park te verkennen: twee dagen zeekayakken en één dag wandelen. De eerste dag gaan we met een gids op pad, het is tenslotte op volle zee peddelen en zoveel ervaring hebben we niet. Het blijkt een goede keuze te zijn. De gids geeft ons onwaarschijnlijk veel en goed uitleg. We leren zelfs hoe we in volle zee een reddingsactie moeten opzetten. De Tasmaanse baai is af en toe behoorlijk wild en is dus gevaarlijk. Maar wij hebben twee dagen vlakke zee en dus genieten we er met volle teugen van. We varen baaitje in en uit, varen naar de eilandjes waar we moederseals en hun kleintjes zien. De kleintjes spelen in waterpoeltjes, de moeder daagt hen uit om in de zee te zwemmen, we zien hoe de seals zichzelf een ochtenbad geven. Kortom het kayakken loont meer dan de moeite. De eerste twee dagen zit alle bagage opgeborgen in onze kayak (al moest de gids twee keer kijken hoe weinig we mee hadden – ja kampioen in het klein pakken hé – hij heeft wel twee keer gevraagd: tent mee? Slaapzakken? Slaapmatjes? Kledij? Eten voor 3 dagen? Water? Hij overtuigt ons om nog een fles wijn mee te nemen). Tijdens de derde dag moeten we een getijderivier over en we kunnen hier enkel over wanneer het laagtij is. Gezien het om 9h laagtij is, moeten we de tweede dag na 15km kayakken ook 6 km stappen zodat we op tijd de rivier over kunnen. De campings van het nationaal park staan stampvol met tentjes, honderden mensen leggen deze track af, iedereen met zware rugzakken (behalve wij dus ;-) Het was bijzonder leuk om de track niet alleen al met de kayak of alleen al wandelend te doen, de combinatie was absoluut de moeite waard.
Oh ja het nieuwe fototoestel die ik van Rod gekregen heb, heeft het tijdens de 3daagse uitstap begeven. Het stelt niet meer scherp en dus hebben we bijna geen foto's.
Terug in Nelson stappen we een winkel binnen ons aangeraden door enkele kiwi's. Er staat een toestelletje waar we mee onderwater kunnen fotograferen in promotie. Lijkt ons de moeite om in Great Barrier reef wat onderwaterfoto's te nemen. Enfin hopelijk gaat dit toestelletje wat langer mee.
Ondertussen hebben we ferry terug naar het Noorder-eiland genomen. De zon is voorlopig nog niet met ons mee verhuisd ...
We kamperen meer en meer vrij of zoals ze in NZ zeggen “freedom camping”. In principe mogen alleen voertuigen die een eigen WC en afvaltank (zoals wij) hebben vrij kamperen. Men heeft nu een certificaat ingevoerd waardoor in theorie alleen voertuigen met dit certificaat mogen vrij kamperen (wij hebben dit certificaat ook niet) omdat men vooral de kleine campervans (camionette) beu zijn. En er rijden er hier heel wat rond. In de krant was onlangs het hoofdartikel “Call for national ban on campervans” waarbij men oproept om nationaal een verbod op de kleine campervans uit te vaardigen. Als reden geeft men: ecologisch onverantwoord want deze camionetten zorgen voor vervuiling en parkeren zich overal – ook al mogen ze niet vrij kamperen. Ik vraag mij af of ecologie werkelijk het probleem is en vraag mij af waarom men zich zo ergert aan deze kleine campervans. Is het omdat vooral jongeren met deze camionetten rijden? Is het omdat ze er vaak heel slordig en uitgeleefd uitzien? Zijn het de schuifdeuren die constant een hatelijk lawaai maken als je ze open en dicht slaat? Is het omdat jongeren minder geld uitgeven? Meestal wonen er geen mensen in de buurt, ook grote campers laten soms vuilnis achter ... dus wat zorgt ervoor dat locals zich zo mateloos ergeren aan deze kleine campervans en de grote kampeerwagens met open armen ontvangen? Nergens hebben we zoveel kleine campervans zien rondrijden dan hier in NZ – het is een klein land dus heel geconcentreerd. Reizen met een camper is booming business geworden. Waar vroeger alleen de gegoede middenklasse een motorhome kon huren of kopen is dit nu met de goedkope kleine camionetten ook voor heel wat jongeren de manier geworden om rond te reizen waardoor de kleine goedkope campervans op een korte tijd een immense groei heeft gekend dat ze hun “freedom camping” niet meer onder controle hebben.
En toch is NZ het meest campervriendelijke land ter wereld. Elke stad heeft zijn publieke dump station (wat kan Australia en Europa hier veel van leren). Elke informatiedienst kan je onmiddellijk zeggen waar je vrij kan kamperen en department of conservation heeft honderden campings in nationale parken waar je voor een peulschil kan kamperen.

Vandaag hebben een wandeling van 20 km langs het strand gemaakt op zoek naar een gannet kolonie. Gannet is een grote vogel die hier nest, en blijkbaar is dit nogal uitzonderlijk. Wanneer de jongen 4 maanden zijn vliegen ze uit en meteen vliegen 2700km naar Australia. Ze komen één keer terug naar exact dezelde plaats in NZ om te broeden. Het was indrukwekkend om alle vogels bij elkaar te zien, om de willige jongen te zien en de geur ... ja dat

Woensdag 17 februari





In Dunedin hebben we een mooi museum bezocht en hebben we heel wat geleerd over de Maori cultuur die toch helemaal anders is dan de Aboriginals cultuur. De sculpturen zijn bijzonder verfijnd., en sommige laten niet veel aan de verbeelding over. 's Middags bezoeken we nog een galerij met moderne kunst en zoals vaak met moderne kunst kun je soms alleen hoofdschuddend er naar toe kijken en soms met een smile alles aanschouwen. Een Koreaanse artiest heeft in Auckland archief allemaal oude trouwfoto's gezocht, ingekaderd en dan in een grote container in het zeewater gedropt in Auckland harbour om deze na enkele dagen terug uit het water te halen. En deze door zeewater aangetaste trouwfoto's hangen nu in deze galerij.
In onze planning zouden we gewoon de kust richting Christchurch volgen maar we hebben nog wat tijd en beslissen om nog maar eens naar het binnenland te rijden, richting mount Cook. Op het internet hebben we gezien dat je kunt zeekayakken tussen de ijsbergen, dit lijkt ons wel iets.
Onze eerste halte in Trotters Gorge, waar we een wandeling langs de Gorge doen. Het ziet er een mooi aangelegd pad uit door het regenwoud, mooie houten trapjes. Maar plots wordt het pad veel nauwer en klimt steil langs de gorge naar boven. Het gaat zo steil dat we op handen en voeten naar boven klimmen en Nico af en toe mij naar boven moet trekken. En dan komt natuurlijk de afdaling, en Jootje ziet het even niet meer zitten. Nico helpt mij al pratend van de berg af en gelukkig ben ik als we eindelijk terug het groene gras van de campground zien.
We rijden via een azuurblauw meer richting mount Cook. Het is bewolkt dus vervagen de contouren van deze mooie berg in de wolken. Maar zelfs nu is de berg nog steeds indrukwekkend. We rijden via slingerend baantje door een ongelooflijke open vlakte waar de wind blaast Mount Cook tegemoet. (waarom slingert een weg zit door een vlakte vraag ik mij?) En plots in die open vlakte kom je in het stadje Mount Cook. Aan de campground vertrekt een wandeling naar Hooker glacier. We wandelen via twee swingbridges naar Hooker lake. Het lijkt een maanlandschap, met voor ons een grijs meer met daarin grote ijsbergen die zomaar voor ons uit liggen te drijven. De wind blaast ons bijna weg. Voor ons ligt de glacier de helemaal grijs is, door de vele landslides. Terwijl we terugwandelen beslissen we om niet te zeekayakken, we hebben de ijsbergen van zo dichtbij gezien dat ertussen varen met een kayak niet echt een meerwaarde lijkt te zijn.
De volgende dag rijden we via een unsealed road naar Tasman Valley waar je zicht krijgt op Tasman glacier. Ook hier is de gletsjer zwart en is er in de laatste tientallen jaren zoveel ijs gesmolten dat er voor de glacier zich een meertje gevormd heeft waarin ook nu de ijsbergen drijven. Voor zo'n 60 euro kun je er met een klein motorisch bootje tussen varen. De 8km naar Tasman Valley is horrible, de unsealed road is zo corrugated dat ik vrees dat het glas boven de afwasbak en kookgedeelte zal breken. Maar gelukkig bereiken we de weg heelhuids.
We besluiten om nog één wandeling te doen. De wandeling baant zich een weg steil naar boven. Ik heb een St_mary peak gevoel. Het klimmen is fysiek zwaar maar best te doen. Op handen en voeten klim ik met Nico gestaag naar boven, steeds hoger en hoger en hoger .... Op een bepaald moment begint er een stemmetje in mijn hoofdje te spreken: je moet dit ook naar beneden doen hé. Ik probeer mijzelf dan moed in te spreken: nog een beetje hoger, en nog een beetje hoger. En dan kijk ik naar beneden en zie de diepte, de immense diepte onder mij. Nico geniet van het klimmen maar voor mij is het steeds het overwinnen van een angst. Na 45 minuten klimmen begint mijn hoofd te duizelen en dan is het genoeg geweest. Plots wint het stemmetje die zegt: dit is zot, waar ben je mee bezig. Het grootste probleem is dat ik terug naar beneden moet en dalen nu net mijn angst is. Nico wil naar de top om te zien wat er achter het hoekje is. Dilemma: ik durf niet meer hoger (want ik moet dan nog meer naar beneden) maar ik durf ook niet meer naar beneden. Terwijl iedereen (en het zijn er heel wat) verder naar de top klimt alsof het niets, is dit meisje totaal haar kluts kwijt en door angst verlamd. Ja ik zal mij weer al maar eens laten redden door mijn engel zeker? Al pratend en met af en toe een stevige hand, klimmen we terug naar beneden tot ik mijzelf weer onder controle heb en verder alleen naar beneden durf en Nico dus terug de klim naar boven doet. Iemand vroeg hem langs de weg: hoeveel keren doe jij dit wel op één dag? Nog geen 2 uur nadat ik beneden ben is hij al terug. Tja de bergjes zijn niet aan mij besteed en des te meer aan mijn ventje. De volgende keer laat ik hem alleen gaan en hou ik beneden de wacht. Ik heb het nu verschillende keren geprobeerd en steeds hetzelfde scenario: ik begin met goede moed maar plots vraag ik mijzelf af: waarom doe ik mijzelf dit aan? Het is vakantie? Wat wil ik bewijzen? En ik heb vlug het rekensommetje gemaakt en beslis vlug dat het voor mij genoeg avontuur is geweest en dat ik mijn leven niet beu ben.
's Avonds parkeren we ons aan de overkant van het meer. De zon schijnt en we hebben een fenomenaal zicht op Mount Cook. Heel wat andere campers komen 's avonds toe. We zien een onwaarschijnlijk mooie zonsondergang met de top van Mount Cook die volledig oranje-rood kleurt. We kunnen het niet op foto vastleggen maar de herinnering is in onze geheugen gegrift.
Gisteren stonden we aan de zee, op 80km van Christchurch. In totaal zijn al 3 auto's hier gepasseerd en een paar duizend schapen.
Vandaag hebben we eerst een garage gezocht om de camper een service te geven, na 4 garages beginnen we de hoop op te geven, maar ongelooflijk we vinden één die het in 20 min doet en ons slechts 75 euro aanrekent (9 liter olie, nieuwe filter en alles controleren) en wanneer we een halfuurtje later terug op de baan zijn blijkt dat ze ook nog eens de ramen gewassen hebben, stempel in de boek geplaatst hebben. Als dat geen service is.
Ondertussen hebben we een oplossing voor de make communicatie gevonden. We hebben een internetabonnement voor één maand genomen bij een provider die vooral in campings, motels en cafés internetverbinding biedt. Dus om de 4 dagen zoeken we een camping op en kunnen we onbeperkt op het internet en dus skypen met het thuisfront.



Donderdag 11 februari




Vandaag zijn we in het meest zuidelijke punt van Nieuw Zeeland, nog nooit zijn we dichter bij Antartica geweest als nu ;-) Het is ook de eerste dag dat het bewolkt en grijs is (maar nog steeds geen regen!)
De voorbije dagen hebben we nog andere dingen voor de eerste meegemaakt: de zelfzame Fiordland crested pinguin en de nog zeldzamere yellow eyed pinguin gezien, met de kayak tussen 2 meter lange dolfijnen gevaren, met de kayak onder een glacier waterval gevaren, een aardbeving meegemaakt (heeft slechts 30 seconden geduurd en eerlijk gezegd had de verkoopster mij 's morgens niet gevraagd “Did you feel the earthquake?” hadden we het waarschijnlijk nooit geweten en bleef ik denken dat er iemand 's nachts aan onze mobiel geschud had).
Maar beginnen bij het begin: Queenstown. Queenstown was voor mij toch een beetje een ontgoocheling. Ik denk dat het een stadje is die vooral heel in trek is bij jongeren omdat ze allerlei avontuurlijke adrenaline opwekkende (veel te dure) activiteiten. Het eerste commerciële bungi springen van een gigantische brug werd hier in Queenstown uitgevonden en sindsdien doen ze hun naam alle eer aan. Queenstown ligt aan een prachtig meer, met een kleine jachthaven en strandje. Het strandje (gezien het 30 graden was) lag vol met jongeren, terwijl een DJ dance muziek aan het spelen was. Maar ons heeft het stadje niet echt gecharmeerd. We hebben trouwens een nickname voor Nieuw Zeeland gevonden “Challenge yourself”Alles in NZ lijkt op “jezelf uitdagen”. Men zegt dat Nieuwzeelanders een beetje een calimero-complex hebben omdat ze zo'n klein landje zijn, hierdoor hebben ze steeds de behoefte om zichzelf te bewijzen en iets te doen waardoor de anderen (en dan vooral hun moederland UK en hun grote buur Australia) aandacht geven aan hun kleine landje met amper 4 miljoen inwoners .
Vanuit Queenstown zijn onmiddellijk doorgereden naar Te Anau, de vertrekbasis voor het wereldbefaamde Milford Sounds. We willen nog eens bellen naar het thuisfront en dus rijden we naar een camping met telefoon ipv te kamperen in het nationaal park. Communicatie is een beetje een merde in NZ. Telecom (vergelijkbaar met onze Belgacom) gebruikt CDMA ipv GSM netwerk. Met een buitenlandse gsm kun je dus niet op hun netwerk. Terwijl Telstra in Australia al lang overgeschakeld is 3e generatie gsm, is telecom nu nog maar aan het nadenken om dit ooit eens te doen. De andere provider is Vodaphone maar dit zijn echt schurken. Dan maar met gewone telefoonkaart maar ook dit is een ramp. De eerste kaart geeft ons 17 minuten beltijd, maar als we bellen horen wij de anderen, maar zij ons niet. Dan maar een Telecomkaart kopen, voor het zelfde bedrag kunnen we enkel 4 minuten lokaal bellen. We vervloeken nog maar eens Telecom. Enfin we zijn dus nog steeds op zoek naar een manier om contact te hebben met het thuisfront. We toeren nog enkele dagen rond in de outback van NZ (allez toch bij manier van spreken). Ik veronderstel dat de Oostkust iets makkelijker zal zijn.
De communicatie is het enige (naast de blackflies uiteraard) dat we in NZ vervloeken. Voor de rest zien we alleen prachtige natuur. Zoals nu Milford Sound, het is te begrijpen dat een half miljoen mensen dit natuurwonder jaarlijks bezoeken, de meeste met een bus en daarna een cruise. Wij kiezen om het met een zeekayak te doen. Het kost veel geld (3 keer zoveel als de standaard cruise) maar het is bijzonder indrukwekkend om met je kleine kayak te roeien tussen een berg van meer dan 1000 meter die uit de zee rijst met bijna loodrechte muren, bovendien vaar je met slechts 3 kayaks en een persoonlijke gids door de fjord en krijg je de kans om te varen tot op enkele meters van zeehondjes, zwemmen de dolfijnen onder je boot door, spelen ze op een paar meter voor je ogen alsof er niets is die hen kan deren en krijg je de kans om andere beestjes te zien die je nooit zou zien met een cruise. Terwijl we aan het roeien waren door de woelige zee ('s middags steekt steeds de wind en dus ook de golven) roept de gids ons en daar langs de kant staat een zeldzame fiordland penguin. Ze zijn amper 30 cm groot, maar doordat wij dicht bij de kant varen kunnen we deze kleine penguin met onze eigen ogen aanschouwen en doordat wij met onze kayaks geen lawaai maken blijft het beestje zitten. Ook de seals zwemmen en springen langs onze kayaks alsof we er niet zijn. De cruiseboten houden we niet echt van de kayaks dus telkens als er een groot cruiseschip afkomt moeten we dicht bij elkaar blijven zodat ze ons niet de dieperik in varen. En diep is de fjord hier: meer dan 350 meter. Je wilt er je autosleutels niet in verliezen.
Met een klein motorbootje (met de kayaks op vastgevonden) varen we naar Stirling Falls, een gletsjer waterval die 150 meter naar beneden dondert. De kayaks worden losgemaakt en in de zee gedropt en wij klimmen vanuit het motorbootje in de kayaks. We varen eerst naar de waterval en varen onder de waterval door. De wind en de koude is gigantisch en wordt forser naarmate we de waterval naderen. Het ijskoude water klets over je heen, de forse wind doet je bijna kieperen. Je moet dan volledig plat liggen op je kayak en proberen zo weinig mogelijk wind te vangen en ondertussen krachtig te peddelen. We vinden dit echt wel de max: je voelt gewoon de kracht van de natuur. Wel 4 keer varen we onder de waterval door. Ondertussen komt de mist vanuit de zee de fjord binnenkruipen. Achter ons zien we een deken van mist over de bergjes vallen. Wij varen de 15 km over een woelige zee terug naar het vissershaventje. Blijkbaar vormen Nico en ik een goed team want van de 3 kayaks varen we het meest synchroon. Vier uur later zijn we terug aan wal en hebben we de kracht van de natuur niet alleen gezien maar ook gevoeld.

Gisteren stonden we op een campground waar volgens de brochure een zeer zeldzame pinguinkolonie huist. Wij geloven er geen woord van. Maar we zijn nog maar op het strand of Nico ziet een pinguin van 50 cm in de bisjes. We kijken vol verwondering. Amper 10 minuten later komt er nog eentje waggelen uit het water. We blijven twee kijken naar de verschillende pinguins die waggelen op zoek naar hun nest en waar plots de twee maanden oude jongen uit hun nest komen luid roepend hun moeder tegemoet en hoe ze de vis uit het keelgat van hun moeder prutsen. Awesome zouden de aussies zeggen.

En nu staan we op het meest zuidelijke puntje van Nieuw Zeeland, het is grijs. Na 14 dagen blauwe hemel en zon, doet het wat raar maar ik veronderstel dat dit het typisch weer is van NZ.
In Milford valt jaarlijks 8 meter regen (in Belgie amper 0,5 meter jaarlijks), we hebben de ganse westkust gedaan zonder één drupje regen. Volgens Nieuw Zeelanders is dat een half wonder, dus gaan we niet klagen dat het weer nu wat minder is hé.

Vrijdag 5 februari






We zijn al een week aan het rondtoeren in NZ en qua views kan het al tellen. Al moet ik zeggen dat ik zeker al twintig keer tegen Nico gezegd heb dat we waarschijnlijk in Canada zijn, en telkens moet hij lachen en zegt hij “neen jootje we zijn in Nieuw Zeeland”. Het blijft mij fascineren hoe een land dat zo dicht bij Australia ligt zo weinig van zijn dichtste buur heeft. Plots ontdekken we de beestjes die we maar al te goed kennen: hé een merel, een mus. Het beestje die hier iedereen tot zijn grote ergernis het best kent zijn de “blackflies” of de dracula's van de westcoast. In de volksmond noemt men ze sandflies maar eigenlijk zijn het dus blackflies. Ze zijn minivliegjes (een beetje te vergelijken met dondervliegjes) en ze vliegen met duizenden rond je (vooral bij zonsopgang en ondergang) en ze komen dus vooral langs de westkust van het zuidereiland voor. Hun bijnaam”dracula” hebben ze omdat ze bijten. Overal zie je mensen spuiten met insect repellent al geloof ik niet dat het veel helpt. De grootste merde is dat ze zelfs door vliegenhorren kruipen omdat ze zo klein en venijnig zijn.
De westkunst is nog voor iets anders gekend: de regen. Jaarlijks valt er hier 5 tot 7 METER regen! Dat is tussen 5000 mm 7500 mm en om eventjes alles in perspectief te plaatsen aan de oostkant van het zuidereiland valt jaarlijks amper 390mm regen. Maar hebben wij nu toch geen ongelooflijke chance want reeds 7 dagen hebben wij staalblauwe hemel en temperaturen tussen de 25 en 30 graden. De kiwi's spreken hier al van een droogte (ik durf dat niet zeggen in Australia, ze lachen zich een breuk). Die staalblauwe hemel is prachtig, vooral wanneer we de glaciers bezochten. De bergen zijn gewoon fenomenaal mooi en de besneeuwde toppen blinken in de zon. Nieuw Zeeland is hét land bij uitstek wanneer je indrukwekkend natuur wilt zien en ze komen pas echt tot hun recht wanneer de zon volop schijnt. De vergezichten kun je nooit op foto vastleggen maar ik denk dat de foto's toch wel een beetje vertellen hoe mooi het hier is.
We rijden van lake naar lake (het leuke is dat de afstanden hier zo klein zijn, we rijden per dag amper 140km) en kamperen in een campground van Department of conservation. Je betaalt 6$ per persoon (3euro) via een zelfregistratie systeem. De campgrounds zijn absoluut niet zo verzorgd als in Australia (wat blinken ze daar toch echt in uit!) en terug vergelijk ik het met canada. Ze zijn klein, vaak liggen ze naast de highway waardoor ze zeer makkelijk bereikbaar zijn maar gelukkig is het verkeer niet zo druk. Het enige verkeer op highway 6 zijn campers. Je kunt echt niet geloven hoeveel huurcampers er hier rondrijden.
We hebben al enkele mooie en enkele heel lastige wandelingen gemaakt (of zoals ze het hier zeggen: tramping). De mooiste maar ook de lastigste was een 5h wandeling naar een uitkijk halfweg de Franz Josef glacier. Na meer dan twee uur klimmen op handen en voeten, waarbij het pad door lanslides verschillende keren was weggespoeld en de trappen soms een halve meter hoog, en liters zweet bereik je eindelijk een uitzicht op de gletsjer. De meesten nemen een helicoptervlucht en dat moet onwaarschijnlijk mooi zijn, maar wanneer je na twee uur zwoegen en zweten eindelijk de glacier ziet dan is het genot zo onwaarschijnlijk. Ik was echt de uitputting nabij en de laatste meters klimmen werden vergezeld met een gezucht en gekreun en dan plots sta je daar boven op een uitkijkpunt en zie je onder je (al moest ik wel klimmen op de picknicktafel) fenomenaal. De klim naar beneden was misschien nog wel lastiger: mijn knieën deden op een bepaald moment zoveel pijn en zonder Nico zijn hulp op bepaalde momenten was het huilen waarschijnlijk naderbij dan het lachen. Het heeft natuurlijk ook veel te maken met mijn angst bij het afdalen, ik verlies waarschijnlijk tonnen energie omdat ik verkrampt afdaal. Op een bepaald moment hadden ze langs een klif een houten trap aangelegd. Je daalt dus zwevend boven de klif af en ziet onder je een afgrond van een paar honderd meter. Ik heb bijna mijn lip doorgebeten alleen al om die stomme trap naar beneden te wandelen. En dat is puur psychologisch want met je verstand weet je dat je volstrekt veilig bent. Ze zijn hier trouwens zot van swingbridge (hangbruggen). Als je er alleen oploopt, stap je mee met de kadans van de brug maar als je met verschillende op zo'n brug wandelt weet je meteen waarom ze het een swingbridge noemen: de brug swingt van links naar rechts en je loopt erover alsof je een dronkaard bent en dan zie een wilde rivier onder je heen stromen en hoop je dat de brug goed geconstrueerd is wat ze natuurlijk steeds is.
De glaciers zijn zo indrukwekkend hier omdat ze bijna in de zee uitkomen. Je staat op het strand en je kijkt naar de besneeuwde toppen: surreëel.
Nico is zonet terug van een wandeling. Hij is naar de top van de heuvel achter de campground gewandeld, 1,5 km steil bergop zonder stoppen (ja dat kan hij omdat hij mij niet hoeft mee te trekken). De foto's van wat hij bovenop de berg ziet zijn gewoonweg prachtig. Nadien gaan we zwemmen in het ijskoude meer (348m diep!) en nadien wrijven we ons in met amendelolie met veel citronella (voor de blackflies en mozzies uiteraard)
Morgen rijden we naar Queenstown, waar iedereen zeer enthousiast over is. Waar we na 4 dagen eindelijk terug een grootwarenhuis zullen vinden. Best want we zitten doorheen onze voorraad.