Dinsdag 27 oktober
Dinsdag 27 oktober
Vandaag forfait gegeven aan de vliegen en dus met een vliegennet rond mijn hoofd rondgelopen. Hoe is het zover kunnen komen? Sinds zondag zijn we in Flinders Ranges, terug een national park. Via een dirt road van zo'n 20 km (het bord waarschuwde ons: winding and very steep – maar dat viel reuze goed mee) kwamen we toe op een mini campground (slechts v4 plaatsen) Acraman. Er is een gorge vlakbij dus om 16u besluiten we om eventjes een wandeling in de gorge te doen. Gewapend met mijn zwaaidoekje wandelen we de gorge in. Maar de bushflies zijn niet te harden. Ik mag zwaaien zoveel ik wil de vliegen zoemen constant in mijn oren. Op een bepaald moment ben ik het zo beu dat we de wandeling stopzetten in terugtrekken in onze no fly zone (ons tentje). Wat een heerlijkheid: lezen zonder vliegen.
De volgende dag trekken we naar het bekende Wilpena Pound (een natuurlijk basin van 80m² omringd door bergen van 1000 meter hoog). In de lokale winkel koop ik een vliegennet want we willen vandaag de hoogste berg St Marys beklimmen. Volgens de Lonly planet is de buitenkant de meest indrukwekkende. De eerste 5 km zijn een gezondheidswandeling, maar onderweg worden we gecharmeerd door kangeroes en geiten. Na 5km begint de beklimmen, het is nog 2 km naar de top. We zitten nu nog maar op 450meter en de top is 1100 meter hoog – dit verklaart niet veel goeds. Het moet gigantisch steil zijn. En dat merken we zeer vlug. Met handen en voeten klauteren we naar boven. We hebben amper een km geklauterd of we zitten gigantisch hoog. Ik begin langzamerhand de creeps te krijgen. Ik kijk naar beneden en zie een afgrond van een paar meter en ondertussen klim ik op een pad (of wat volgens de aussies een pad moet voorstellen – dit lijkt eerder een berggeiten pad te zijn dan een wandelaars pad). Plots moet ik over een richel van 40 cm breed en alles blokkeert. Nico staat al aan de andere kant te roepen. Plots zie ik de afgrond en denk ik “dit is wel vakantie – ik ben mijn leven niet beu, waar ben ik mee bezig”. Dus een kilometer voor de top geef ik forfait – en ja dan moet je natuurlijk dezelfde weg weer naar beneden – jezus dit is echt gigantisch steil – naar beneden is het enkel en alleen nog afgrijselijker. Terug beneden (en dus na 10 km wandelen) kijken we op de kaart en we zien dat we het steilste stuk gedaan hebben (ja op de kaart lijkt het bijna loodrecht te zijn) en dat het nadien iets beter werd. Ja het zal ons leren om niet achteraf maar vooraf de kaart te bestuderen).
We maken naar een wandeling naar de homestead die in het basin ligt en hopen om van daaruit het basis en de omringende bergketen te zien. We wandelen dus nog eens 8 km en zien een beetje hoe het basin er uit ziet, niet hetzelfde natuurlijk als op de top van St marys peak.
Ach ja en het net aangekochte vliegennet is in de rugzak blijven zitten want vandaag was het veel te koud. Geleerd dat het vooral de zwangere vrouwen zijn die lastig doen (ze hebben proteinen nodig) maar ze zijn pas actief als het 28 graden is. En vandaag was er een fris windje dus geen vliegen.
We rijden naar Trezona campground. Vandaag hier een wandeling gedaan, en vandaag was het wel 28 graden en dus ten einde raad hebben niet alleen ik maar ook Nico (al had hij mij voordien gezweerd het nooit te zullen dragen en zelfs toen ik het had gekocht mij gezegd had dat ik het moest terugdragen) heeft forfait gegeven. Ze zaten met honderden op je rug en ik kan je verzekeren zoals de aussies zeggen: they are maddening. Ze maken je zot.
Zondag 25 oktober
We reizen nu al een paar dagen rond in SA en onze eerste indrukken zijn gelukkig al ruimschoots gecompenseerd. Na 800 km vonden we eindelijk een eerste rest area die aantrekkelijk was. Eventjes de bush ingereden en daar vonden we een aangenaam plaatsje in het rode zand. Eventje tevoor waren we ook gestopt aan een mooie lookout: Hart Lake: een fenomenaal groot salt lake. Je kijkt er naar toe en je bent er echt van overtuigd dat het water is, maar het is allemaal zout. Stel je voor wat de ontgoocheling moet geweest zijn van diegene die het land ooit verkend hebben, na vele honderden km desert eindelijk water en dan blijkt het een grote fata morghana te zijn. Toen we uiteindelijk in Port Augusta kwamen, leek het ook voor ons een grote fata maorghana. Plots de zee, groen, een fris briesje. Toen ze op de radio zeiden dat het 31 graden was konden we het niet geloven, voor ons voelde het gewoon fris aan. Vlug inkopen doen, eindelijk een stadje met winkels. Nog maar eens een stoel gekocht (de derde reeds – nico scheurt alle andere, of het zegt misschien veel meer over de kwaliteit van de stoelen natuurlijk. De laatste in Alice gekocht en jawel hoor ook deze al moeten naaien.
We hebben zonet drie dagen in Mt Remarkable gestaan. Wat een groene weelde, na weken in de desert. Het is zo'n verademing om eindelijk bomen te zien en water te horen stromen. We hebben twee stevige treks gedaan. Eentje van 18km naar de hidden gorge. Prachtig, maar weer een behoorlijke moeilijke wandeling, want eenmaal in de gorge is het klimmen op handen en voeten over de rotsblokken. Maar het moet gezegd zijn: de wandelingen zijn steeds prachtig gemarkeerd. (wat niet kan gezegd worden in Canada).
Tijdens deze wandeling heb ik Nico verrast met mijn geschreeuw. We stonden eventjes stil (op adem te komen na een zware klim). En ik voel iets op mijn benen, ik kijk naar beneden en mijn groene schoenen zien er zwart blauw uit: honderden mega grote mieren kruipen langs mijn schoenen langzaam omhoog. Ik krijs het uit en heb nog nooit zo vlug mijn schoenen uitgedaan en weggegooid. Nico stond erbij n keek er naar. Het waren echte vieze grote blauw paarse mieren. Bij deze sluit ik mij aan bij mijn moeder en heb ik vanaf nu een mierenfobie (toch voor de grote paars blauwe mieren). Gelukkig was mijn redder mee: schoenen uitgeklopt, sokken uitgeschud en hops weg waren we.
De volgende dag wilde Nico perse een challenging trek doen. Nu weet ik al Aussies een wandeling als challenging definiëren dat dit niet veel goeds voorspelt. Het is maar 11 km ... en ja ik laat mij overhalen. De wandeling begint met een klim waar we in 1,5 km zo maa r eventjes 450km stijgen. Gelukkig is het nog vroeg (9h) maar het zweet gutst naar beneden. Uiteindelijk bereiken we na twee de top van 770 meter en dan volgt volgens de beschrijving een steile afdaling. En ja als er nu iets waar dit meisje echt doodsangsten doorstaat zijn het steile afdalingen. En steil gaat het. In amper 1 km dalen 700 meter. De stukken waar het rotsblokken zijn valt reuze mee, maar er zijn plaatsen waar het pure gravé is, gelukkig was ook nu mijn reddende engel steeds dichtbij. We hebben 1h gedaan over de afdaling. Maar we zijn dus save and sound terug aan de camper.
Daar staan Bruve en Jenny ons op te wachten. Gisteren kwamen ze met een glas wijn in de hand bij ons zitten en toen we 's avonds ons vuurtje aanstaken kwamen ze er terug bijzitten. Ze zijn 55 jaar oud en hebben hun huis verkocht en een caravan gekocht en trekken nu reeds een jaar Australia rond. Ze hopen het te doen voor de komende 10 jaar. 's middags leert Jenny ons een damper maken (brood bakken in houtskool). Het mislukt een beetje maar we hebben het reuze naar ons zin. Bruce en Jenny trekken de regen, overal waar het nooit regent, en zij komen er dan regent het. En jawel hoor deze keer hetzelfde. 'S Nachts breekt er een hels onweer uit. Onze eerste echte regen in Australia. We noemen hen de rainmakers.
dinsdag 20 oktober
We zijn terug in transit, zegt Nico. Wat eigenlijk wil zeggen dat we de komende dagen vele kilometers zullen vreten. Gisteren hebben we 350 km gereden vanuit Kings Canyon tot in South Australia. Het eerste watons opviel is het verschil in rest areas. Tot nu toe waren alle rest areas uitgerust met een toilet (soms een pit toilet), BBQ en picknick plaatsen. De rest areas die we nu tegenkomen liggen er bijzonder troosteloos bij, hebben niets behalve een bin voor afval en iets wat moet doorgaan voor een picknickruimte. Geen boompje, geen niets. De desolaatheid is een mooie afspiegeling van de omgeving. Honderden kilometers rijden en niets dan stony deserts. Nog wel wat anders dan gisteren, waar we ook in de woestijn reden maar plots kamelen of mustangs zagen, of 's avonds dingoes ons voor de voeten liepen. Dit ziet er doods uit – maar ondertussen weten we dat de woestijn vol leven zit. Als we op de rest area toekomen, staan er twee fietsers hun batterijen op te laden. Ik snijd wat vers fruit en samen eten we het fruit op en praten we over onze avonturen. Ja als je over avontuur spreekt dan is fietsen langs zo'n weg echt wel avontuur met een grote A. Het is koppel uit Mallorca die de wereld rond fietsen. Ze hebben al in US, Argentinia en aan de vlaggetjes te zien nog wat meer landen. Om drie uur vertrekken ze voor hun volgende 50 km. De hitte, de roadtrains, de recht op rechte wegen, gebrek aan drinkwater. Dit lijkt mij echt eerder suicide dan reizen. Maar ik veronderstel dat ze elke dag een merkwaardige ontmoeting hebben die de rest van hun leven kleur zal geven. Zij heeft trouwens 1 jaar in Gent gestudeerd, maar na vele uren lessen is Nederlands nog steeds een onbegrijpelijke taal. Mijn Spaans is niet veel beter.
Vandaag in Coober Pedygeland. Er is de komende dagen een hittegolf voorspeld en dit beginnen we te voelen. De temperaturen lopen op dus beslissen we om op een camping te staan, zodat we minstens onze airco kunnen gebruiken. In het visitor centre kunnen we een half uurtje gratis op internet, en blijkt dat ons machinetje om onzebankrekening online te kunnen raadplegen kapot is. Lap nu kunnen we geen overschrijvingen meer doen.
Coober Pedy is een opaalmijndorpje (alhoewel in Aussies normen we hier over een heuse stad spreken). Er zijn in totaal meer dan 200.000 mijnschachten in de omgeving, de meeste 18 meter diep. Een wandelingetje in de omgeving kan dus serieuze gevolgen hebben, want de mijnschachten zijn her en der verspreid en niet aangeduid – dus overal zie je gevarenborden. Men vergelijkt het landschap met een maandlandschap. Overal zie je hoopjes wind zand liggen, duizenden witte hoopjes kleuren het roodbruine landschap. De omgeving spreekt zo tot de verbeelding dat ze de film Mad Max hier hebben opgenomen. Miljoenen jaren geleden was hier ooit de zee (you can only dream of it) en de fossielen van schelpen opaliseren ze zich na enkele miljoenen jaren en ja naar die blauwe steen komen ze hier met honderen zoeken.
De annonces die in de lokale supermarkt uithangen zijn dus niet “twee maanden oud salon te koop” maar zijn “tweedehands bulldozer te koop”
Omdat het hier zo warm kan zijn (en de 35 graden van vandaag is slechts het begin van de komende hete maanden) hebben de mensen er niets beter op gevonden om de oude mijnschachten om te bouwen tot huizen. Merendeel woont dus onder de grond in een mijnschacht. En het ziet best mooi uit en het is er vooral natuurlijk fris. Maar toch: eerst werken onder de grond en daarna nog eens onder de grond leven. Ik weet niet goed hoor.
Enfin morgen hopelijk eventjes terug in de bewoonde wereld.
Zondag 18 oktober
De laatste dagen hebben we doorgebracht op toeristische trekpleister nummer 1 in Australia: Uluru of Ayers Rock. De wereldbefaamde rode monoliet is indrukwekkend. We hadden getwijfeld net omdat het zo toeristisch is, maar we hebben het ons geen seconde beklaagd. De megagrote rots komt pas echt tot zijn recht wanneer je er rond wandelt. Elk hoekje, elke draai die je maakt ziet de steen er anders uit. Vanop een afstand doemt de rots op en lijkt het een egale rode rots te zijn. Maar de base walk rondom de steen toon hoe deze uit een stuk bestaan rots zo onregelmatig is als ze maar kan zijn, en toch ziet ze er van dichtbij heel gepolijst uit. Het is iets fascinerend waar je blijft naar toe kijken. De meeste bezoekers komen om de rots te beklimmen. De Anunga bevolking (oorsponkelijke aboriginals die ook eigenaar zijn van de rots) hebben niet graag dat je deze beklimt omdat ze iets sacraal heeft. Door de hevige wind was de rots trouwens afgesloten. Hierdoor was er bijzonder weinig volk en op onze wandeling kwamen we slechts sporadisch mensen tegen. Ja wie wil er nu ook 3h in deze hitte (30graden) zonder enige schaduw en omringd door honderden vliegen die in je neus, oren en mond vliegen 15km wandelen. Niemand behalve een paar idioten zoals wij. Maar het loont de moeite om de steen van zo dichtbij te zien en al zijn grilligheden in detail te kunnen zien.
De wandeling naar de top zou ik uberhaupt niet zien zitten. Ongelooflijk hoe steil het naar boven gaat. Ik weet niet hoeveel het stijgingspercentage is, maar het is zeker boven de 30%. Ze hebben een kabeltje langs waar je moet jezelf naar boven trekken maar het ergste is dat je ook naar beneden moet. Ze houden er trouwens een bijzondere dubbele houding op na als het gaat over het al dan niet beklimmen van de rots. Het doet mij denken aan onze regering hun anti-rookcampagne. Constant zeggen: doe het niet maar tergelijkertijd hopen dat ze veel verkopen want dan komt er veel belastingsgeld binnen. Hier in Uluru net hetzelfde. Overal – bijna smekend- klim niet. Op elke brochure, overal – zelfs op T-shirts: KLIM NIET!!! Maar ze doen er wel alles aan omdat je zou beklimmen (netjes een kabel gespannen tot boven – emergency telefoons). Het enige wat je dan denkt: maar als je dan zo graag hebt dan niemand deze rots beklimt, verbiedt het dan gewoon. Maar dit lukt blijkbaar niet. Zo net zoals bij de sigaretten geld hier iets mee te maken hebben? En zo kom ik weer op mijn stokpaardje de macht van winst en geld.
Dat Uluru mega toeristisch is, kwam pas echt naar boven toen we naar de sunset viewing area reden. Blijkbaar is het tweede belangrijkste event, naast het beklimmen van Uluru, het bekijken van de rots tijdens zonsondergang. De rots kleurt van okerbruin naar roestbruin tot het uiteindelijk een bijna rode kleur heeft. De parkeerplaats staat eitjesvol met wagens, waarbij er heel wat op hun dak gaan zitten. Daarna rijdt iedereen in een sliert naar Ayers Rock resort, zo'n 10km buiten het NP.
Maar wij dus niet, wij hebben 28km verder gereden naar een free camperspot, waar we helemaal alleen stonden en waar Nico plots een gras hopping mouse langs zijn voeten ziet passeren. Deze muisjes zijn echte speedy gonzalez – fantastisch om ze bezig te zien.
Oh ja we hebben ook een dingo gezien die de straat overstak.
Gisteren zijn we naar de olga's gaan kijken. De zogezegde kleine zusjes van Uluru – wat op zich wel grappig is gezien ze veel hoger zijn dan Uluru. Ze zijn wel helemaal anders: het lijkt dat de rotsen bestaan uit aan elkaar gekoekte keien van allerlei klein en aard. Bijzonder fascinerend. De walk wordt omschreven als difficult en na onze easy walk in redbank zijn we nu dus op het ergste voorbereid. Maar het is net het omgekeerde. De wandeling is feitelijk vrij gemakkelijk en in 1h50 minuten wandelen we de volledige trail, dus ver beneden de voorziene drie uur. Toch wel bijzonder merkwaardig hoe de aussies hun walks definiëren.
Vandaag zijn we naar Kings Canyon gereden. De weg er naar toe slingert zich een baan door het rode zand. Onderweg zien we wilde camels (die eigenlijk dromedarissen zijn) en mustangs (wilde paarden). Ze steken zomaar de highway over, hun manen waaiend in de wind. Ze kijken nog even om zich maar galopperen verder de woestijn in – je vraagt je af hoe deze paarden kunnen overleven in deze noeste rode droge land.
We besluiten om de Kings Canyon Rim wandeling te doen. Volgens de beschrijving is enkel het begin moeilijk en bijzonder steil. We klimmer gestaag naar boven tot boven op de canyon staan. Het zicht is fenomenaal. Weeral zijn de stenen compleet anders. Uluru was een gepolijste afschilferende rots, de olga's (Kata Tjuta) zijn samengeklitte ronde stenen en Kings Canyon lijkt op laag per laag gevormende stenen. Eigenlijk ziet het er een beetje uit als een mega grote rode koeienvlaai. De rim walk baant zich een weg boven aan de ridge van de canyon. Overal zien we heuveltjes of topjes zandsteen. Het zicht blijft onsverwonderen. Ik sla een paar keer mijn voet behoorlijk om en af en toe grijpt de afgrond naar mijn keel maar het is een fenomenale ervaring. Na twee uur zijn we terug aan de car parking en rijden we naar Kings Canyon Resort. In dit NP kun je niet kamperen, het enige alternatief is overnachten in het commerciële resort. Voor 38$ laten we ons verwennen (electriciteit, water, douches en zelfs een zwembad)/
Vanaf 18u dwalen de dingoes door de campground op zoek naar “bitjes”. We zitten teeten wanneer plots bij onze hollondse buren (die samen zijn gaan douches) geritsel horen. Plots loopt een dingo met de afvalzak weg, een tweede loopt bijna onze tafel overeind in zijn poging deze vuilzak af te pakken. Wat volgt is een bittere en harde strijd om de vuilniszak. Dingoes blaffen niet maar huilen zoals wolven. Het zijn eigenlijk magere wilde honden, ende grootste uitdaging is ze wild houden.
Ik heb maar nadien aan de Nederlanders in het engels (ja een beetje incognito niet) uitgelegd dat dingoes iets hebben meegenomen. Ze kijken met grote ogen aan. Het is duidelijk hun eerste nacht in Australia.
Volgens de weersvoorspelling wordt het de komende dagen meer dan 37 graden. De zomer komt er aan in Australia.
Woensdag 14 oktober
We zijn terug in Alice Springs – wat eigenlijk niet de bedoeling was maar eigenlijk niet zo erg is. We zijn eerst naar de East MacDonnel ranges geweest, naar Trephina Gorge. De Gorge staat droog, dus je kunt de ganse rivierbedding afwandelen in de gorge, wat uiteraard behoorlijk indrukwekkend is. Ze hebben ook een wandeling aangelegd boven de gorge – een niet zo gemakkelijke wandeling, met veel klim en klauterwerk en soms behoorlijk beangstigend wanneer je naast je een diepte van 50 meter ziet. En terwijl je klimt en klautert over al deze rocks denk je plots: het zit hier vol met dodelijke schorpioenen en slangen en ja dan is het helemaal creepy. 's Avonds voor de eerste maal een kampvuurtje gemaakt en ik heb ervan genoten: dat is kamperen. De campgrounds in de NP in Northern territory zijn spotgoedkoop (1,5euro per persoon) en hiervoor krijg je naast een fantastische plaats midden inde natuur met een fenomenaal uitzicht ook nog een pit toilet (dus zo'n eentje met een diepe put in de grond – maar ruiken doen ze niet én er hangt steeds toiletpapier), een watertank met een beetje drinkwater in geval van nood, een firze pit waar e dus veilig je kampvuurtje kunt maken, pick nick tafel en gratis gasBBQ en gasvuurtje (kun je dit voorstellen?)
In Trephina gorge leren we het verschil tussen de native australian bee en de european honey bee, voor de honey bee heeft het ons behoorlijk lastig gemaakt. Terwijl wij in onze muskietententje zitten horen we constant gezoen van bijen – ik moet zeggen toch wel wat anders dan het gezoem van de verdomde australian flies. De bijen zoeken naar water, en dat heb ik pas echt gemerkt wanneer ik een handwasje doe en de was letterlijk door honderden bijen wordt aangevallen.
Om de bijen te ontvluchten maken we de volgende dag een wandeling. Deze wandeling wordt door de rangers omschreven als zeer zwaar en hun tijdsaanduiding geeft goed aan wat hiermee bedoeld wordt: de walk is 10km en vergt 6,5h wandelen – het terugkeren langs een 8km lange zware 4x4 road rekenen ze op een extra 1,5h. Jawadde, wij besluiten om de helft van de tocht te doen en dus terug te keren via dezelde baan. Het pad kronkelt zich naar boven, het noemt niet voor niets ridgetop trail en ligt vol losliggende stenen (dat belooft voor de terugweg). Na 2u klimmen komen we aan de lookout – het zicht is fenomenaal. Het lijkt alsof we op de top van de wereld zitten. Men heeft hierboven een tafeltje gezet met een visitorboek. In de 3 jaar dat dit boek hier ligt zijn we de tweede Belgen die hier staan.
's Middags komt er een caravan bij op de campground en de vrouw komt ons spontaan uitnodigen voor een babbeltje aan hun caravan. Over koetjes en kalfjes palaveren, maar dit is Australia nietwaar.
We keren daarna terug via Alice om te tanken en inkopen te doen en rijden meteen door naar de West Macdonnel ranges. Onze eerst stop is Stanley Chasm: een spectaculaire spleet in de rotsen waar op het middaguur de spleet helemaal is verlicht. De easy walk blijkt uiteindelijk ook nu weer klim en klauterwerk te worden, deze keer echter met teva-slippers aan. Ik heb meer dan eens de sterke hand van Nico nodig om overal op te geraken. Zot zijn doet geen zeer.
Daarna rijden we naar Ellery Creek, een waterhole waar je kunt in zwemmen. We zijn hier omringd door honderden kilometers woestijn, kun je je voorstellen wat de betekenis van zo'n permanent waterhole dan is? Het water blijft er permanent in staan omdat na de floodings het put hier zo diep is (meer dan 15 meter dieper dan de rest) in steen is (dus het water kan niet insijpelen) en de wanden van de gorge ermangs zo hoog zijn dat de zon er niet aan kan (dus niet kan verdampen). Het enige nadeel is dat het water ijskoud heeft. Jaarlijks sterven een aantal mensen in deze waterhole door de koude van het water. En dan is Belg zijn natuurlijk een voordeel wat het water in de zee bij ons is meestal ook ijskoud.
De aussies staan warempel te kijken wanneer Nico duikt in het water en meteen naar de overkant zwemt, niemand durft omwille van de koude in het midden zwemmen, Nico zwemt meteen over. Ik aan de andere kant treuzel zo 20 minuten, elke minuut gaat 3 cm meer onder het water tot ik uiteindelijk na 20 minuten het watr induikt met enige gekreun en gevloek erbij omdat het water echt wel koud is.
En zo verkennen we verschillende waterholes en gorges: de redbank gorge die prachtig is door zijn rode kleur en zijn afgelegen plaats waardoor bijna niemand deze bezoekt (je moet er wel 20 minuten klimmen en klauteren over stenen van soms wel een meter hoog), ormiston gorge die indrukwekkend is omwille van de grootsheid van de gorge.
We doen ook enkele hele mooie trails.
Na lang wikken en wegen besluiten we om de 185km dirt road naar Kings Canyon te doen, een tourgids vertelt in ons in detail waar de slechte stukken zijn en dus keren we terug naar Glen Helen resort om een permit te kopen die ons de toelating geeft om erover te rijden. En dan moeten we ook onze tank weer voltanken want met een volle tank kunnen 350-400km rijden. Wat blijkt er komt nog net 1,5 liter diesel uit en de tank is leeg. De dichtsbijzijnde tankstation is 265km aan de ene kant en 150 km aan de andere kant. Wanneer de nieuwe lading diesel toekomt is een vraagteken. Misschien binnen twee dagen. Dus zit er niets anders op dan terug te keren naar Alice en dus 400km extra te rijden richting Uluru en Kings Canyon.
En daar beginnen we morgen aan.
2 oktober
We zijn terug in bekende wereld nl. Camooweal – de grens met Northern Territories. In 2004 hebben we hier al eens gestaan. We hebben een behoorlijke trip achter de rug. Na Mac Kinley zijn we eerst doorgereden langs de Mathilda Highway naar Cloncurry – daar hebben we onze basisinkopen gedaan en hadden we de kans om in de Library eventjes onze mails te checken. Soms is het leuk en krijg je mailtjes die hartverwarmend zijn. Soms krijg je mailtjes die je machteloos doen voelen in het verre Australia en die je doen beseffen hoe moeilijk communicatie op zo'n afstand dan wel niet is. Reeds 8 keer heb ik gebeld naar Air New Zealand om onze vluchten definitief vast te leggen maar dat is een moeilijke bevalling. Het is zoals met mobistar, zeer vriendelijk, alles beloven maar weinig die effectief gebeurd. Er had een mail moeten zijn met onze vlucht maar die is er niet. Pas nu tijd terug telefonisch bereikbaar (enkel de next -generation Telstra phone heeft hier bereik, de belgische gsm slaat al twee weken compleet tilt) en dus terug bellen. Blijkt dat ze de vlucht weeral verzet hebben naar 30 augustus – ik geef het bijna op.
Vanuit cloncurry zijn we verder gereden langs een rest area langs de mathilda highway. Vlug ons muskietententje eruit want de vliegen zoemen alweer rond ons oren. Deze vliegen zijn echt een pest : ze kruipen in je oren, ogen, neus, mond. Je komt er zot van. De aussies zijn zot van onze muskietentent want terwijl zij constant zitten te zwaaien om de vliegen weg te krijgen, zitten we rustig te eten.
's Avonds komen er 3 auto's met duitse jonge gasten toe. Onmiddellijk steken ze een mega groot vuur: stupid. Is er nog steeds een total fire ban, op de radio vertellen ze over de 35 bushfires in Queensland. How stupid can you be. Uiteindelijk beginnen ze na wat drank het vuur groot te maken – machogedrag. Uiteindelijk stap ik er naar toe en vraag om bij slapen het vuur zeker te blussen – gezien de total fire ban. De duitsers lachen zich krom en zeggen” yeh we will piss on it” Wie de beelden van de bushfires in Victoria heeft gezien weet dat vuur in Australia ongelooflijk vernietigend is. Reeds 6 maanden geen regen, eucalyptusbomen vol olie en een stevige wind. Meer heb je niet nodig. Ach ja die toeristen ;-)
We rijden door naar Lawn Hill Park. We komen twee roadhouses tegen waar we kunnen tanken. Hoe meer we in de outback komen, hoe hoger de prijzen. De diesel kost in sunshine coast 1,24$, in de outback betalen 1,75$
Vanaf Gregory Dows wordt de weg een dirtroad, in het begin lijkt het een autostrade. We kunnen nog steeds aan 70 km per uur rijden. Plots zien we een gigantische stofwolk opdoemen. Een roadtrain komt aan 120 per uur af. We besluiten om stil te staan en af te wachten. We zien niets meer, geen meter verder mee – alles is stof. Pas na 5 minuten is de stofwolk verdwenen en zien we de weg weer en kunnen verder rijden. In Australia noemen ze dit fenomeen bulldust. Na 40 km wordt de weg corrugated – nico noemt het rimpels – de weg is helemaal gebubbeld – het doet mij denken aan ribbels in het strand – ze zijn soms meer dan 30 cm diep- dus zelfs met een 4x4 heb je het gevoel dat de wagen uit elkaar klutst. Mij wordt op een bepaald moment teveel. Het is onwaarschijnlijk op 50 km te rijden op zo'n rough road. Je rijdt 15 km per uur en nog heb je het gevoel dat alles kapot zal zijn – en dit in temperaturen die gemakkelijk 40 graden overschrijdt. Wanneer we na 90 km aankomen in Adels Grove zijn we meer dan opgelucht. Voor ons is dit een ware overwinning – de eerste keer langs zo'n off road rijden. Ik vergeet dit niet meer dat is zeker. We moeten nog 10 km verder rijden tot aan het NP. We betalen voor 3 nachten en rijden terug de corrugated road op. We zijn er al gewoon, maar toch is het een beetje de hel.
De campground biedt weinig schaduw en in deze temperaturen is het afzien. We zoeken een plaatsje met een beetje schaduw, natuurlijk schatten we weer de zon verkeerd in en staan we 30 minuten laten in de volle zon. Maar de nacht koelt af – denken we – hopen we. Niets is minder waar. De temperaturen blijven tegen de 30 graden leunen, en slapen is echt moeilijk. Je blijft zweten, de godganse nacht door. De volgende dag gaan we kayakken! De varen de gorge in: prachtig! Ik ben blijkbaar al getraind want de pijn in mijn armen is weg. We varen tot aan middle gorge en de falls. Een heerlijke plaats om te zwemmen – mocht die freshie een paar honderd meter daar maar blijven. Boot uit het water halen, terug in het water hijsen en verder naar de upper gorge. Het is bijzonder rustgevend om te kayakken in de gorges, het is fris en het is prachtig.
's Middags wandelen naar de cascades maar deze stellen niet veel voor. De klimmen in meer dan 40 graden naar de lookout (zot zijn doet geen zeer) – compleet uitgeput en het zweet doe overal naar beneden gutst kijken we naar gorge.
Wat ons meteen doet verlangen naar het water. WE zwemmen in de gorge – wat heerlijk. Ondertussen zien we het befaamde purple fairy wren vogeltje.
's avonds beslissen we om toch maar door te rijden want o,ze voorraad begint op te geraken, en de eerste treffelijke winkel is in tennant creek – zo'n 800 km hier vandaan. Als we vrijdag ipv zaterdag vertrekken zijn we in tennant creek op zaterdag en kunnen we aankopen doen, anders is het wachten tot maandag.
We staan weeral om 6u30 op – het begint echt een gewoonte te worden. En om 8u staan we in adels groove te tanken – we tanken onze extra tank bij want de komende 300 km geen diesel te krijgen en 150 km is dirt road. De dirt road is een stuk beter – we komen slechts 4 auto's tegen en we moeten 3 keer een rivier oversteken. Dit wisten we niet dus de eerste keer zien we de rivier met een sterke stroming voor ons – geen brug, geen weg – we moeten er door. Maar we weten niet hoe diep het is. Ja we kunnen nkiet anders hé. Dus erdoor en het lukt wonderbaarlijk. In Riversleigh zien we een kudde stock door 6 stockmen gedreven – het is alsof de tijd stilstaat.
Om 13u komen we aan in Camooweal en zijn we blij, we made it!
Vanuit cloncurry zijn we verder gereden langs een rest area langs de mathilda highway. Vlug ons muskietententje eruit want de vliegen zoemen alweer rond ons oren. Deze vliegen zijn echt een pest : ze kruipen in je oren, ogen, neus, mond. Je komt er zot van. De aussies zijn zot van onze muskietentent want terwijl zij constant zitten te zwaaien om de vliegen weg te krijgen, zitten we rustig te eten.
's Avonds komen er 3 auto's met duitse jonge gasten toe. Onmiddellijk steken ze een mega groot vuur: stupid. Is er nog steeds een total fire ban, op de radio vertellen ze over de 35 bushfires in Queensland. How stupid can you be. Uiteindelijk beginnen ze na wat drank het vuur groot te maken – machogedrag. Uiteindelijk stap ik er naar toe en vraag om bij slapen het vuur zeker te blussen – gezien de total fire ban. De duitsers lachen zich krom en zeggen” yeh we will piss on it” Wie de beelden van de bushfires in Victoria heeft gezien weet dat vuur in Australia ongelooflijk vernietigend is. Reeds 6 maanden geen regen, eucalyptusbomen vol olie en een stevige wind. Meer heb je niet nodig. Ach ja die toeristen ;-)
We rijden door naar Lawn Hill Park. We komen twee roadhouses tegen waar we kunnen tanken. Hoe meer we in de outback komen, hoe hoger de prijzen. De diesel kost in sunshine coast 1,24$, in de outback betalen 1,75$
Vanaf Gregory Dows wordt de weg een dirtroad, in het begin lijkt het een autostrade. We kunnen nog steeds aan 70 km per uur rijden. Plots zien we een gigantische stofwolk opdoemen. Een roadtrain komt aan 120 per uur af. We besluiten om stil te staan en af te wachten. We zien niets meer, geen meter verder mee – alles is stof. Pas na 5 minuten is de stofwolk verdwenen en zien we de weg weer en kunnen verder rijden. In Australia noemen ze dit fenomeen bulldust. Na 40 km wordt de weg corrugated – nico noemt het rimpels – de weg is helemaal gebubbeld – het doet mij denken aan ribbels in het strand – ze zijn soms meer dan 30 cm diep- dus zelfs met een 4x4 heb je het gevoel dat de wagen uit elkaar klutst. Mij wordt op een bepaald moment teveel. Het is onwaarschijnlijk op 50 km te rijden op zo'n rough road. Je rijdt 15 km per uur en nog heb je het gevoel dat alles kapot zal zijn – en dit in temperaturen die gemakkelijk 40 graden overschrijdt. Wanneer we na 90 km aankomen in Adels Grove zijn we meer dan opgelucht. Voor ons is dit een ware overwinning – de eerste keer langs zo'n off road rijden. Ik vergeet dit niet meer dat is zeker. We moeten nog 10 km verder rijden tot aan het NP. We betalen voor 3 nachten en rijden terug de corrugated road op. We zijn er al gewoon, maar toch is het een beetje de hel.
De campground biedt weinig schaduw en in deze temperaturen is het afzien. We zoeken een plaatsje met een beetje schaduw, natuurlijk schatten we weer de zon verkeerd in en staan we 30 minuten laten in de volle zon. Maar de nacht koelt af – denken we – hopen we. Niets is minder waar. De temperaturen blijven tegen de 30 graden leunen, en slapen is echt moeilijk. Je blijft zweten, de godganse nacht door. De volgende dag gaan we kayakken! De varen de gorge in: prachtig! Ik ben blijkbaar al getraind want de pijn in mijn armen is weg. We varen tot aan middle gorge en de falls. Een heerlijke plaats om te zwemmen – mocht die freshie een paar honderd meter daar maar blijven. Boot uit het water halen, terug in het water hijsen en verder naar de upper gorge. Het is bijzonder rustgevend om te kayakken in de gorges, het is fris en het is prachtig.
's Middags wandelen naar de cascades maar deze stellen niet veel voor. De klimmen in meer dan 40 graden naar de lookout (zot zijn doet geen zeer) – compleet uitgeput en het zweet doe overal naar beneden gutst kijken we naar gorge.
Wat ons meteen doet verlangen naar het water. WE zwemmen in de gorge – wat heerlijk. Ondertussen zien we het befaamde purple fairy wren vogeltje.
's avonds beslissen we om toch maar door te rijden want o,ze voorraad begint op te geraken, en de eerste treffelijke winkel is in tennant creek – zo'n 800 km hier vandaan. Als we vrijdag ipv zaterdag vertrekken zijn we in tennant creek op zaterdag en kunnen we aankopen doen, anders is het wachten tot maandag.
We staan weeral om 6u30 op – het begint echt een gewoonte te worden. En om 8u staan we in adels groove te tanken – we tanken onze extra tank bij want de komende 300 km geen diesel te krijgen en 150 km is dirt road. De dirt road is een stuk beter – we komen slechts 4 auto's tegen en we moeten 3 keer een rivier oversteken. Dit wisten we niet dus de eerste keer zien we de rivier met een sterke stroming voor ons – geen brug, geen weg – we moeten er door. Maar we weten niet hoe diep het is. Ja we kunnen nkiet anders hé. Dus erdoor en het lukt wonderbaarlijk. In Riversleigh zien we een kudde stock door 6 stockmen gedreven – het is alsof de tijd stilstaat.
Om 13u komen we aan in Camooweal en zijn we blij, we made it!
28 september
Zonet toegekomen in Mac kinley. Zegt je niets? Dit is waar de film crocodile dundee is opgenomen – allez toch enige fragmenten. Het café is ongelooflijk authentiek – een houten vloer en fantastische veranda en achteraan een camping waar wij op staan. Deze morgen op de radio was er een interview met de chefkok van dit Walkabout Creek hotel. Een Oostenrijker van 24 jaar die hier enkele maanden werkt. Zijn Engels verrast mij, maar dan blijkt dat hij geboren is in Engeland en zijn beide ouders britten zijn waardoor hij perfect engels praat.
We zijn hier geraakt na een tocht van 300km in de outback. Gedurende deze 300 km hebben we één roadhouse tegenkomen, één dorpje en 10-tal auto's en voor de rest niets – ach ja natuurlijk de dode kangeroes soms lijkt het alsof je moet laveren tussen de dode kangeroes. Naast dode kangereoes vandaag ook 2 dode zwijnen, 1 dode koe en 2 dode emu's. Maar we hebben ook nu weer verschillende levende emu's onze weg zien passeren, eentje was zelfs op pad met 4 kleintje. Ze blijven schattig.
Deze morgen naar het ziekenhuis in Longreach geweest – reeds 2 dagen last van een beginnende blaasontsteking en deze morgen was het plots heel erg. Dus naar het ziekenhuis – toch wel bevreemdend de eerste keer dat je in een vreemd land naar het ziekenhuis gaat. De nurse vult alle papieren in – onderzoekt mijn urine en komt tot de vaststelling dat ik inderdaad een blaasontsteking heb. Ik krijg antibiotica en 10 minuten later sta ik terug buiten met medicatie en niets te betalen. Ik geloof mijn eigen ogen niet. Alles ging zo snel en ik was zo verrast dat ik zelfs de nurse ben vergeten te bedanken. Door mijn blaasonsteking heb ik elk toilet op onze 300 km uitgeprobeerd. Het blijft een mysterie hoe de toiletten zo prober blijven en een nog groter mysterie dat er in elk wc ook toiletpapier hangt.
Longreach is gekend voor zijn twee musea: eentje van qantas en eentje van de stockmen. Na onze ervaring met het vorige museum, laten we voor wat ze zijn. We gaan wel met de fiets er naar toe en als we het prijskaartje zien, duizelen we pas helemaal. 110$ (zo'n 50 euro) om het Qantasmuseum – voor deze prijs mag je eens in een boeing 707 en op zijn wing wandelen. Ja hallo – dit is toch echt wel crazy. We fietsen terug – via een fietspad in de outback. Het fietspad is een zegen want de enige andere weg is langs de highway waar roadtrains (ze zijn ocharme maar 53 meter lang en hebben maar 70 banden) blijven aan 120 km voorbijrazen en uitwijken doen ze niet.
Morgen gaan we naar Cloncurry – hopelijk hebben we hier internet, een winkel en gsm bereik. Want daarna trekken we weer de outback in en zullen we voor een week geen internet, gsm of winkels meer zien.
We zijn hier geraakt na een tocht van 300km in de outback. Gedurende deze 300 km hebben we één roadhouse tegenkomen, één dorpje en 10-tal auto's en voor de rest niets – ach ja natuurlijk de dode kangeroes soms lijkt het alsof je moet laveren tussen de dode kangeroes. Naast dode kangereoes vandaag ook 2 dode zwijnen, 1 dode koe en 2 dode emu's. Maar we hebben ook nu weer verschillende levende emu's onze weg zien passeren, eentje was zelfs op pad met 4 kleintje. Ze blijven schattig.
Deze morgen naar het ziekenhuis in Longreach geweest – reeds 2 dagen last van een beginnende blaasontsteking en deze morgen was het plots heel erg. Dus naar het ziekenhuis – toch wel bevreemdend de eerste keer dat je in een vreemd land naar het ziekenhuis gaat. De nurse vult alle papieren in – onderzoekt mijn urine en komt tot de vaststelling dat ik inderdaad een blaasontsteking heb. Ik krijg antibiotica en 10 minuten later sta ik terug buiten met medicatie en niets te betalen. Ik geloof mijn eigen ogen niet. Alles ging zo snel en ik was zo verrast dat ik zelfs de nurse ben vergeten te bedanken. Door mijn blaasonsteking heb ik elk toilet op onze 300 km uitgeprobeerd. Het blijft een mysterie hoe de toiletten zo prober blijven en een nog groter mysterie dat er in elk wc ook toiletpapier hangt.
Longreach is gekend voor zijn twee musea: eentje van qantas en eentje van de stockmen. Na onze ervaring met het vorige museum, laten we voor wat ze zijn. We gaan wel met de fiets er naar toe en als we het prijskaartje zien, duizelen we pas helemaal. 110$ (zo'n 50 euro) om het Qantasmuseum – voor deze prijs mag je eens in een boeing 707 en op zijn wing wandelen. Ja hallo – dit is toch echt wel crazy. We fietsen terug – via een fietspad in de outback. Het fietspad is een zegen want de enige andere weg is langs de highway waar roadtrains (ze zijn ocharme maar 53 meter lang en hebben maar 70 banden) blijven aan 120 km voorbijrazen en uitwijken doen ze niet.
Morgen gaan we naar Cloncurry – hopelijk hebben we hier internet, een winkel en gsm bereik. Want daarna trekken we weer de outback in en zullen we voor een week geen internet, gsm of winkels meer zien.
26 september
De zon gaat onder en we staan op een free camping zo'n 15 km van Barcaldine in the middle of nowhere. Dit plaatsje noemt Lloyds Weir. Via een gravel road zijn we hier geraakt en er zijn propere toiletten en stromend water en in het vrouwentoilet staat zelfs een kamerplant – hoe gezellig kun je het maken– we staan aan een riviertje. We hebben al veel vogels gezien en heel veel kangeroes die aan het water komen drinken.
Vandaag zijn we voor de tweede keer in de zandstorm terecht gekomen. Het lijkt alsof het nevelig, mistig is. Maar als je goed kijkt zie je de bruine gloed van het zand. Blijkbaar is er een grote zandstorm die van Sydney tot hier alles in bruin zand legt. Morgen zou het terug moeten beter zijn. Volgens een sms van mimie is het de ergste zandstorm in 70 jaar.
Zonet zijn we in Barcaldine gestopt voor het gerenommeerd Workers heritage center. In 1891 was er hier in de regio een grote schaapscheerders staking die eigenlijk uirgemond is in een echte oorlog. De stakers zijn veroordeeld tot gevangenisstraffen maar het heeft uiteindelijk geleid tot de oprichting van de labour partij en verschillende vakbonden. Net daarom dat men hier een museum gebouwd heeft als herinnering voor de arbeiders. Wij vol verwachting hier naar toe. We betalen de 15$ per persoon en komen ontgoocheld terug. Het is een mini versie van bokrijk maar waarbij men niet god weet wat te kiezen – geschiedenis of union of de kant van de sponsor. We besluiten meteen dat musea niet meer op ons lijstje zullen staan en dat we ons zullen richten op de nationale parken.
Wel de moeite is de tree of knowledge, dit is de boom waar de schaapscheerders elkaar ontmoeten en de staking organiseerden. De boom is in 2006 vergiftigd (iets wat hier wel meer gebeurd) en dus dood. Men heeft als alternatief de dode boom omringd met een modern kunstwerk. Het is pas in mei geopend en het is groots kunstwerk geworden – allemaal stukken hout hangen aan een meters hoof plafond en door de wind slaan de stukken hout tegen elkaar en krijg je dus een muziekstuk te horen die elke dag anders is.
Zeker na Carnavon Gorge NP zijn we er van overtuigd dat de NP veel meer te bieden hebben. Na onze nacht in Rolleston zijn we vroeg vertrokken naar Carnovon. De wekker op 6u gezet – ik als eerste wakker (nog een bewijs dat ik beter rendeer in Australia hier sta ik elke morgen om 6u op terwijl ik in Belgie voor 8u30 geen mens waard ben) en wat blijkt: de ganse camping is reeds alive and kicking. Om 6u30 zijn we op de baan richting Carnavon. Zo'n 15 km voor het visitor centrum wordt de weg een dirt road – allez een weg waar ik af en toe mijn ogen sluit en hoop dat we er heelhuids uitkomen (al blijkt bij het trerugkeren alles veel minder erg – ah ja onze eerste rough road laat de meeste indruk na zeker). In het visitor center gaan we met onze boeking en krijgen we alle info. Rugzakken met tent, matras, slaapzak, eten, kookgerief, kookvuurtje en 6 liter water en off we go. 10Km wandeling in de gorge. Het is mistig (nadien leren we dat we in een gigantische zandstorm terecht gekomen zijn) dus zien we weinig van de gorge. We moeten 20 keren de creek via steppingstones over hoppen maar dat lukt vrij aardig. We besluiten om de helft van de zijgorges vandaag te doen en de andere morgen. We komen om 13u30 aan in de campground – we zijn de enigen. We staan naast de gorge – een muur van meer dan 50 meter hoog – de echo fenomenaal. Er is zelfs rota loo (een pit toilet waar ze warme lucht in blazen) en ongelooflijk deze wc's zijn proper, geen enkel geurtje en toiletpapier. Hoe doen ze het?
Na de lunch gaan we naar Cathedral cove w aar we de rotsschilderingen zien – is het art???? vooral vulva's, boemerangs en handen. We gaan nog een cave in waarbij ik elk moment denk dat ik mijn voeten zal breken – in de gids staat dit omschreven als rock hopping – ik noem dit benen breken.
Het is vroeg donker en na onze pasta maaltijd kruipen we ons bedje in – het is 19u30.
Veel later dan gedacht worden we wakker – waar zijn die vogels die ons wakker gingen maken???
We vertrekken op onze tocht terug. Veel mensen kijken ons verwonderd aan – het is amper 8u en we zijn al terug??? geslapen in big bend? Whaah that's just awesome!
In het visitor center moeten we ons blaadje aftekenen zodat ze weten dat we safe and sound terug zijn. We mogen nog een nachtje blijven op de campground van het NP – whaawh – we wandelen nog naar boolinda bluff waar we uitkijken op de gorge van bovenaf. Het is steile tocht om uiteindelijk 300 meter hoger te staan en uit te kijken op de gorge.
De volgende dag rijden we naar Emerald waar we inkopen doen (en een nieuwe xcampingstoel kopen – want eentje gebroken) en, doorrijden naar sapphire – waar ze nog steeds zoeken naar gems. Op de camping een wasje doen in de wasma chine – draait maar 30 min en op 30 graden – ach ja beter dit dan niets.
En nu zijn we dus in Barcaldine. In de outback op de capricorn.
Vandaag 3 keer emus gezien en veel levende (en dode) kangeroes.
Vandaag zijn we voor de tweede keer in de zandstorm terecht gekomen. Het lijkt alsof het nevelig, mistig is. Maar als je goed kijkt zie je de bruine gloed van het zand. Blijkbaar is er een grote zandstorm die van Sydney tot hier alles in bruin zand legt. Morgen zou het terug moeten beter zijn. Volgens een sms van mimie is het de ergste zandstorm in 70 jaar.
Zonet zijn we in Barcaldine gestopt voor het gerenommeerd Workers heritage center. In 1891 was er hier in de regio een grote schaapscheerders staking die eigenlijk uirgemond is in een echte oorlog. De stakers zijn veroordeeld tot gevangenisstraffen maar het heeft uiteindelijk geleid tot de oprichting van de labour partij en verschillende vakbonden. Net daarom dat men hier een museum gebouwd heeft als herinnering voor de arbeiders. Wij vol verwachting hier naar toe. We betalen de 15$ per persoon en komen ontgoocheld terug. Het is een mini versie van bokrijk maar waarbij men niet god weet wat te kiezen – geschiedenis of union of de kant van de sponsor. We besluiten meteen dat musea niet meer op ons lijstje zullen staan en dat we ons zullen richten op de nationale parken.
Wel de moeite is de tree of knowledge, dit is de boom waar de schaapscheerders elkaar ontmoeten en de staking organiseerden. De boom is in 2006 vergiftigd (iets wat hier wel meer gebeurd) en dus dood. Men heeft als alternatief de dode boom omringd met een modern kunstwerk. Het is pas in mei geopend en het is groots kunstwerk geworden – allemaal stukken hout hangen aan een meters hoof plafond en door de wind slaan de stukken hout tegen elkaar en krijg je dus een muziekstuk te horen die elke dag anders is.
Zeker na Carnavon Gorge NP zijn we er van overtuigd dat de NP veel meer te bieden hebben. Na onze nacht in Rolleston zijn we vroeg vertrokken naar Carnovon. De wekker op 6u gezet – ik als eerste wakker (nog een bewijs dat ik beter rendeer in Australia hier sta ik elke morgen om 6u op terwijl ik in Belgie voor 8u30 geen mens waard ben) en wat blijkt: de ganse camping is reeds alive and kicking. Om 6u30 zijn we op de baan richting Carnavon. Zo'n 15 km voor het visitor centrum wordt de weg een dirt road – allez een weg waar ik af en toe mijn ogen sluit en hoop dat we er heelhuids uitkomen (al blijkt bij het trerugkeren alles veel minder erg – ah ja onze eerste rough road laat de meeste indruk na zeker). In het visitor center gaan we met onze boeking en krijgen we alle info. Rugzakken met tent, matras, slaapzak, eten, kookgerief, kookvuurtje en 6 liter water en off we go. 10Km wandeling in de gorge. Het is mistig (nadien leren we dat we in een gigantische zandstorm terecht gekomen zijn) dus zien we weinig van de gorge. We moeten 20 keren de creek via steppingstones over hoppen maar dat lukt vrij aardig. We besluiten om de helft van de zijgorges vandaag te doen en de andere morgen. We komen om 13u30 aan in de campground – we zijn de enigen. We staan naast de gorge – een muur van meer dan 50 meter hoog – de echo fenomenaal. Er is zelfs rota loo (een pit toilet waar ze warme lucht in blazen) en ongelooflijk deze wc's zijn proper, geen enkel geurtje en toiletpapier. Hoe doen ze het?
Na de lunch gaan we naar Cathedral cove w aar we de rotsschilderingen zien – is het art???? vooral vulva's, boemerangs en handen. We gaan nog een cave in waarbij ik elk moment denk dat ik mijn voeten zal breken – in de gids staat dit omschreven als rock hopping – ik noem dit benen breken.
Het is vroeg donker en na onze pasta maaltijd kruipen we ons bedje in – het is 19u30.
Veel later dan gedacht worden we wakker – waar zijn die vogels die ons wakker gingen maken???
We vertrekken op onze tocht terug. Veel mensen kijken ons verwonderd aan – het is amper 8u en we zijn al terug??? geslapen in big bend? Whaah that's just awesome!
In het visitor center moeten we ons blaadje aftekenen zodat ze weten dat we safe and sound terug zijn. We mogen nog een nachtje blijven op de campground van het NP – whaawh – we wandelen nog naar boolinda bluff waar we uitkijken op de gorge van bovenaf. Het is steile tocht om uiteindelijk 300 meter hoger te staan en uit te kijken op de gorge.
De volgende dag rijden we naar Emerald waar we inkopen doen (en een nieuwe xcampingstoel kopen – want eentje gebroken) en, doorrijden naar sapphire – waar ze nog steeds zoeken naar gems. Op de camping een wasje doen in de wasma chine – draait maar 30 min en op 30 graden – ach ja beter dit dan niets.
En nu zijn we dus in Barcaldine. In de outback op de capricorn.
Vandaag 3 keer emus gezien en veel levende (en dode) kangeroes.
20 september
Zonet aangekomen in het hol van Pluto: Rolleston. Je vraagt je af wie hier in godsnaam wil leven. Er zijn 3 straten, waarbij de huizen uit golfplaat zijn gemaakt – volgens ons boek was er hier een caravanpark. Van hieruit is het 100km naar Carnavon Gorge – volgens de locals dus naast de deur. Het caravanpark bestaat uit kiezelstenen met witgekalkte plaatsen. Betalen 20$ om dus eigenlijk op een veredelde parking te staan met electriciteit. Vannacht stonden we op een ydillische free parking spot met zicht op de rivier en de vogels die ons gezelschap hielden. Hier zijn we omringt met oude (echte oude) caravan die men verhuurt aan loonwerkers. De enige geneugte die ons deze 20$ oplevert is de airco in onze cabine en het feit dat we alles kunnen opladen vooraleer we de volgende dagen verder trekken. Op de camping ligt een brochure van de campground op ander 4 km van deGorge – ja hadden we dat maar eerder geweten.
Een wandeling in de drie straten levert ons niet veel op: er is een library en een zwembad (niet te geloven!) en in de library is er internet. Het moment om nog eens op internet te zitten. Maar er is teveel veel wind dus is er geen internet – no worries want morgen gaat deze waarschijnlijk wel weer. Het is inderdaad maar internet nietwaar. Een beetje verder is het tankstation die ook de supermarkt, video's verhuurt, een ATM heeft en ook het lokale postkantoor is. Wanneer we de eerste stoppen werkt de ATM niet. Wanneer we een paar uur later gaan wel, ik vraag 200 dollar. En ik krijg 250 dollar, daarna is de ATM temporarily out of service. Ja je zou voor minder uit werking zijn. We besluiten dit extraatje te verdoen door in het café ernaast een pint te drinken. Het café is ook een motel en verkoopt ook liquor voor gans de regio. En zo is alles hier. Ik vrees trouwens dat we de enige klanten zijn in de campground – dus veel verdienen doen ze niet.
Alhoewel we in eerste instantie ons beklaagden dat we hier gestopt waren, zijn we eigenlijk blij want dit zijn de stadjes waar iedereen tankt en doorrijdt. Door hier te stoppen om 12u beseffen we hoe traag het leven hier is en met hoe weinig de mensen moeten rondkomen (behalve het tankstation want daar stopt iedereen en de prijzen voor de diesel zijn navenant.) Doordat we deze keer kiezen om door het midden van Australia te rijden en niet de weg te nemen die de meeste toeristen nemen, zijn we meer dan ooit ondergedompeld in real australian life. Vanmorgen zijn we vertrokken in Moura, 160 km van Rolleston. Tussendoor is er niets. Alleen mega grote boerderijen. De weg is bezaaid met kangoeroe lijken, in verschillende staat van ontbinding – sommige loopt het bloed er nog uit, anderen zitten vol vogels en ander ongedierte, nog andere blijft enkel een geraamte en een stokstijve staart over. Alhoewel dat we deze keer twee levende kangoeroes langs de highxway gezien hebben. (gisteren trouwens ook emu gezien) De Dawson highway 60 is een behoorlijke goede weg, alleen is de weg vol bumps (ja als je de roadstrain erover ziet denderen aan 120 km/h begrijp je hoe dit komt) – onze 4x4 heeft een groot gewicht te torsen en hierdoor krijgt de motor bij elke bump een ferme tors waardoor Nico zijn rijgedrag lijkt op Wibe in haar eerste rijweek (maar nu is ze gelukkig al een goede chauffeur en gelukkig ligt het aan de wagen en niet aan Nico zijn rijstijl want een betere chauffeur is er volgens mijn bescheiden mening niet – en ik weet het want ik heb zeker al 40.000km naast hem doorgebracht) en ik beter een sportbra zou dragen. Er zit niets anders op dan te vertragen tot 70 km/h. Als we in de camping toekomen meten we de schade op: luifel is losgekomen, raam is losgekomen. En de rough roads staan ons nog op te wachten.
Langs de highway zien we plots een nieuw verkeersbord: twee uitwijkende zwarte pijlen op een geel bord. Gelukkig staat de uitleg eronder: Please keep to the centre of the road, unless passing.
Met andere woorden: gelieve op het midden van de weg te rijden,behalve enkel uitwijken wanneer tegenligger komt. Probleem is dat de weg steeds weer op en neer gaat waardoor je niet steeds ziet of er een tegenligger komt, toch wel creepy om dan in het midden van de weg te rijden.
Als je kampeert komen er steeds mensen een babbeltje slaan – en dat is zo heerlijk aan Australia. Op de camping in Rollestone komt plots een zwarte medemens ons aanspreken, wanneer we zeggen dat we uit België komen, begint hij hartelijk te lachen. Hij komt uit Luik en werkt sinds 16 jaar in de mijnen van Australia. Hij vindt het te gek dat hij hier in dit gat van Pluto Belgen tegenkomt en dus volgt er terug een geanimeerd gesprek.
Gisteren stonden we op een free rest area naast de rivier Dawson River. Ideaal om met de boot een toertje te maken. Het opblazen valt zeer goed mee. Ongeveer 10 minuutjes en klaar is kees. Het water is onwaarschijnlijk rustgevend en verfrissend. Nico is ontgoocheld want hij heeft weinig vogels gezien: witte reiger, kaketoes, zeearend, kraaien, aalscholver, eenden, zwaluwen ... het zijn er niet veel hé. Terug lijken mijn armen te ontploffen. Nico lacht mij uit want blijkbaar volg ik met mijn hoofd elke peddelbeweging, hierdoor lijkt het alsof ik een pingpong spel volg. Beiden krijgen we de slappe lach. Maar ik beter mijn leven en leer bij. Na een uurtje peddelen voel ik geen pijn meer en geniet ik van het kayakken. Maar de zon schijnt ongenadig en dus besluiten we om toch maar de schaduw op te zoeken. Het is nu al een paar dagen echt heet. Mer dan 30 graden en een forse wind. Er is in de volledige staat Queensland a total fire ban uitgesproken. Nergens mag er een vuurtje gestookt worden. De beelden van Victoria in ons achterhoofd begrijpen we zeer goed waarom men alle vuur bant. Alles is kurkdroog, deze hitte en forse wind ... oncontroleerbaar.
Gisteren hebben we Leo en Edna ontmoet. En deze ontmoeting is zo typisch Australia. En gesprekje van 5 minuten mondt uit in een uitnodiging om kerstdag bij heb door te brzngen. Leo is oorsponkelijk uit Roeselare. Gans het gezin (met 10 kinderen) is toen hij 17 jaar was naar Australia verhuisd maar overstromingen in hun nieuwe boerderij, dwingt hen om terug te keren naar Belgie. Behalve Leo die achterblijft, hier trouwt en uiteraard blijft. Reeds meer dan 46 jaar maar hij spreekt zalig westvloams. Zijn moeder worden 85 jaar en in mei keert hij terug om feest te vieren. Na het praatje komt hij terug en vraagt of we iets te doen hebben met kerstdag – want zijn vrouw en hij zouden graag hebben dat we samen met hen kerstdag vieren – het is geen dag om alleen te zijn. Dit is toch werkelijk ongelooflijk: 5 minuten hebben we met elkaar gepraat en onmiddellijk nodigen ze ons uit om de kerstdagen met hen door te brengen. Ik zie het bij ons niet zozeer gebeuren. Zalig toch.
Voor hij weggaat waaarschuwt hij ons nog voor de black soil. Blijkbaar is Carcarvon black soil en wanneer het regent zak je hier helemaal in weg dus als het zwart wordt – blijft waar je bent en wacht tot drie – vier dagen tot wanneer het allemaal weer uitgedroogd is.
Als ik de library vraag wat the weather forecast is, kijkt ze mij bevreemdend aan: het weer? Ja zal het regenen in de komende dagen? We willen niet vastzitten in Carnavon. Ze weet het niet.
Allerlei kleine dingetje gaan kapot in de camper – en dus moeten we deze op de australian way zien te repareren. En nu blijkt dat ik hier kampioen in ben – systeem D – oplossingen blijken mijn specialisatie te zijn. Het slotje van het raam was kapot waardoor het raam steeds weer openwaait wanneer we rijden – geen goede zaak dus proberen zelf op te lossen. Na veel geprutst lijkt het gefikst – hopelijk werkt mijn systeem D. Ik zou het goed doen in Afrika of natuurlijk Australia.
Een wandeling in de drie straten levert ons niet veel op: er is een library en een zwembad (niet te geloven!) en in de library is er internet. Het moment om nog eens op internet te zitten. Maar er is teveel veel wind dus is er geen internet – no worries want morgen gaat deze waarschijnlijk wel weer. Het is inderdaad maar internet nietwaar. Een beetje verder is het tankstation die ook de supermarkt, video's verhuurt, een ATM heeft en ook het lokale postkantoor is. Wanneer we de eerste stoppen werkt de ATM niet. Wanneer we een paar uur later gaan wel, ik vraag 200 dollar. En ik krijg 250 dollar, daarna is de ATM temporarily out of service. Ja je zou voor minder uit werking zijn. We besluiten dit extraatje te verdoen door in het café ernaast een pint te drinken. Het café is ook een motel en verkoopt ook liquor voor gans de regio. En zo is alles hier. Ik vrees trouwens dat we de enige klanten zijn in de campground – dus veel verdienen doen ze niet.
Alhoewel we in eerste instantie ons beklaagden dat we hier gestopt waren, zijn we eigenlijk blij want dit zijn de stadjes waar iedereen tankt en doorrijdt. Door hier te stoppen om 12u beseffen we hoe traag het leven hier is en met hoe weinig de mensen moeten rondkomen (behalve het tankstation want daar stopt iedereen en de prijzen voor de diesel zijn navenant.) Doordat we deze keer kiezen om door het midden van Australia te rijden en niet de weg te nemen die de meeste toeristen nemen, zijn we meer dan ooit ondergedompeld in real australian life. Vanmorgen zijn we vertrokken in Moura, 160 km van Rolleston. Tussendoor is er niets. Alleen mega grote boerderijen. De weg is bezaaid met kangoeroe lijken, in verschillende staat van ontbinding – sommige loopt het bloed er nog uit, anderen zitten vol vogels en ander ongedierte, nog andere blijft enkel een geraamte en een stokstijve staart over. Alhoewel dat we deze keer twee levende kangoeroes langs de highxway gezien hebben. (gisteren trouwens ook emu gezien) De Dawson highway 60 is een behoorlijke goede weg, alleen is de weg vol bumps (ja als je de roadstrain erover ziet denderen aan 120 km/h begrijp je hoe dit komt) – onze 4x4 heeft een groot gewicht te torsen en hierdoor krijgt de motor bij elke bump een ferme tors waardoor Nico zijn rijgedrag lijkt op Wibe in haar eerste rijweek (maar nu is ze gelukkig al een goede chauffeur en gelukkig ligt het aan de wagen en niet aan Nico zijn rijstijl want een betere chauffeur is er volgens mijn bescheiden mening niet – en ik weet het want ik heb zeker al 40.000km naast hem doorgebracht) en ik beter een sportbra zou dragen. Er zit niets anders op dan te vertragen tot 70 km/h. Als we in de camping toekomen meten we de schade op: luifel is losgekomen, raam is losgekomen. En de rough roads staan ons nog op te wachten.
Langs de highway zien we plots een nieuw verkeersbord: twee uitwijkende zwarte pijlen op een geel bord. Gelukkig staat de uitleg eronder: Please keep to the centre of the road, unless passing.
Met andere woorden: gelieve op het midden van de weg te rijden,behalve enkel uitwijken wanneer tegenligger komt. Probleem is dat de weg steeds weer op en neer gaat waardoor je niet steeds ziet of er een tegenligger komt, toch wel creepy om dan in het midden van de weg te rijden.
Als je kampeert komen er steeds mensen een babbeltje slaan – en dat is zo heerlijk aan Australia. Op de camping in Rollestone komt plots een zwarte medemens ons aanspreken, wanneer we zeggen dat we uit België komen, begint hij hartelijk te lachen. Hij komt uit Luik en werkt sinds 16 jaar in de mijnen van Australia. Hij vindt het te gek dat hij hier in dit gat van Pluto Belgen tegenkomt en dus volgt er terug een geanimeerd gesprek.
Gisteren stonden we op een free rest area naast de rivier Dawson River. Ideaal om met de boot een toertje te maken. Het opblazen valt zeer goed mee. Ongeveer 10 minuutjes en klaar is kees. Het water is onwaarschijnlijk rustgevend en verfrissend. Nico is ontgoocheld want hij heeft weinig vogels gezien: witte reiger, kaketoes, zeearend, kraaien, aalscholver, eenden, zwaluwen ... het zijn er niet veel hé. Terug lijken mijn armen te ontploffen. Nico lacht mij uit want blijkbaar volg ik met mijn hoofd elke peddelbeweging, hierdoor lijkt het alsof ik een pingpong spel volg. Beiden krijgen we de slappe lach. Maar ik beter mijn leven en leer bij. Na een uurtje peddelen voel ik geen pijn meer en geniet ik van het kayakken. Maar de zon schijnt ongenadig en dus besluiten we om toch maar de schaduw op te zoeken. Het is nu al een paar dagen echt heet. Mer dan 30 graden en een forse wind. Er is in de volledige staat Queensland a total fire ban uitgesproken. Nergens mag er een vuurtje gestookt worden. De beelden van Victoria in ons achterhoofd begrijpen we zeer goed waarom men alle vuur bant. Alles is kurkdroog, deze hitte en forse wind ... oncontroleerbaar.
Gisteren hebben we Leo en Edna ontmoet. En deze ontmoeting is zo typisch Australia. En gesprekje van 5 minuten mondt uit in een uitnodiging om kerstdag bij heb door te brzngen. Leo is oorsponkelijk uit Roeselare. Gans het gezin (met 10 kinderen) is toen hij 17 jaar was naar Australia verhuisd maar overstromingen in hun nieuwe boerderij, dwingt hen om terug te keren naar Belgie. Behalve Leo die achterblijft, hier trouwt en uiteraard blijft. Reeds meer dan 46 jaar maar hij spreekt zalig westvloams. Zijn moeder worden 85 jaar en in mei keert hij terug om feest te vieren. Na het praatje komt hij terug en vraagt of we iets te doen hebben met kerstdag – want zijn vrouw en hij zouden graag hebben dat we samen met hen kerstdag vieren – het is geen dag om alleen te zijn. Dit is toch werkelijk ongelooflijk: 5 minuten hebben we met elkaar gepraat en onmiddellijk nodigen ze ons uit om de kerstdagen met hen door te brengen. Ik zie het bij ons niet zozeer gebeuren. Zalig toch.
Voor hij weggaat waaarschuwt hij ons nog voor de black soil. Blijkbaar is Carcarvon black soil en wanneer het regent zak je hier helemaal in weg dus als het zwart wordt – blijft waar je bent en wacht tot drie – vier dagen tot wanneer het allemaal weer uitgedroogd is.
Als ik de library vraag wat the weather forecast is, kijkt ze mij bevreemdend aan: het weer? Ja zal het regenen in de komende dagen? We willen niet vastzitten in Carnavon. Ze weet het niet.
Allerlei kleine dingetje gaan kapot in de camper – en dus moeten we deze op de australian way zien te repareren. En nu blijkt dat ik hier kampioen in ben – systeem D – oplossingen blijken mijn specialisatie te zijn. Het slotje van het raam was kapot waardoor het raam steeds weer openwaait wanneer we rijden – geen goede zaak dus proberen zelf op te lossen. Na veel geprutst lijkt het gefikst – hopelijk werkt mijn systeem D. Ik zou het goed doen in Afrika of natuurlijk Australia.
Abonneren op:
Posts (Atom)